33594 |
tomaat |
tomaat:
təmatə (P055p Kermt)
|
tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
34588 |
toot |
staart:
stat (P055p Kermt)
|
Elk van de uitstekende delen van de berries (bij de hoogkar) of de bakbomen (bij de slagkar) achter aan de kar. De opgaven van de woordtypen top, stoot en stots zonder meervoudsuitgang zijn als meervoudig geïnterpreteerd wegens hun velair vocalisme. Door het ontbreken van een mogelijke enkelvoudige tegenopgave, is het echter mogelijk dat het hier om enkelvoudsopgaven gaat. Met het woordtype staart wordt het geheel aangeduid, in tegenstelling tot de andere woordtypen, waarmee elk deel afzonderlijk wordt benoemd. [N 17, 28 + 37a; N G, 59a; monogr]
I-13
|
17731 |
tranende ogen |
leepogen:
leejpōēch (P055p Kermt)
|
leepoog [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
19378 |
trap |
trap:
trap (P055p Kermt, ...
P055p Kermt)
|
trap [ZND 06 (1924)], [ZND 12 (1926)]
III-2-1
|
32619 |
trechter op de gierton |
trechter:
trɛxtǝr (P055p Kermt),
zeiktrechter:
[zeik]trɛ̄xtǝr (P055p Kermt)
|
In het spongat van de oude houten gierton werd een trechter geplaatst. Langs deze trechter goot men de gier met een emmer de ton in. Bij het vervoer van de gier werd de trechter vaak afgedekt met een oude jutezak. [N 18, 123; N 11A, 53c; JG 1a + 1b; monogr.]
I-1
|
19463 |
trede |
trede:
trēi̯ (P055p Kermt)
|
De ijzeren opstapper die bij de huifkar aan een van de berries is opgehangen. Bij het rijtuig maakt de trede deel uit van de bak. [N 17, 39; N G, 59d; monogr.]
I-13
|
19292 |
treiteren |
kwellen:
kwelə (P055p Kermt)
|
kwellen [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
33955 |
trekhaken, -ogen |
ogen:
ūgǝ (P055p Kermt),
trekogen:
trekogen (P055p Kermt)
|
IJzeren haken of ogen die aan de voorkant van het haam aan de haamijzers of treiten bevestigd zijn, op elke haamspaan een. Aan die haken of ogen worden de strengen bevestigd waarmee het paard trekt. Er zijn hamen met ogen, dan hebben de strengen aan het uiteinde haken, heeft het haam daarentegen haken, dan zijn de strengen aan het uiteinde van ogen voorzien. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 6a en 6b; N 36, 12]
I-10
|
22743 |
trekharmonica |
harmonica:
harmoonika (P055p Kermt),
trekorgel:
trêkêləgər (P055p Kermt)
|
Harmonica. [ZND 01 (1922)]
III-3-2
|
21580 |
trekken en talmen |
tammelen:
ps. omgespeld volgens Frings.
tamələ (P055p Kermt)
|
Trekken en talmen bij de verkoop, n.l. om zoveel mogelijk geld te krijgen [mulken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|