18296 |
bont als apart kledingstuk |
pels:
nue puels (P055p Kermt),
peͅls (P055p Kermt)
|
bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] || pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)]
III-1-3
|
17877 |
bont en blauw slaan |
bont en blauw slaan:
bont en blaow (P055p Kermt),
zwart en blauw slaan:
zwad ɛn blaouw gəslāgə (P055p Kermt)
|
bont en blauw geslagen [RND] || ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)]
III-1-2
|
18629 |
bont geruite langwerpige omslagdoek |
neusdoek:
nisdo͂ͅk (P055p Kermt),
slat:
[WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.
slat (P055p Kermt)
|
omslagdoek, bont geruite langwerpige (stola-achtige) ~ voor meisjes [bonte nuzzik] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34031 |
bonte koe met rode kop |
witte koe bet een rode kop:
wetǝ [koe] bǝnǝ rōi̯ǝ kǫp (P055p Kermt)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123a]
I-11
|
24125 |
bonte specht, specht |
specht:
spēxt (P055p Kermt)
|
specht [ZND 07 (1924)]
III-4-1
|
18297 |
bontkraag |
pelsen kraag:
peͅlsə kraəx (P055p Kermt)
|
kraag van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18682 |
bontmantel |
pelsjas:
peͅlsja.əs (P055p Kermt)
|
bontmantel [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22552 |
boog |
boog:
bo.ch (P055p Kermt),
ne boohch (P055p Kermt),
center:
sęntǝr (P055p Kermt)
|
boog [GTRP (1980-1995)], [RND] || Gebogen holronde overdekking van een muuropening. Bogen worden vooral toegepast bij overspanningen die groter zijn dan 1 meter of bij zware belasting. Zie ook afb. 52. Met het woordtype 'segmentboog' wordt een boog in de vorm van een cirkelsegment aangeduid. De woordtypen 'strekboog', 'strek' en 'scheitrechte boog' worden gebruikt voor een boog met een horizontale welflijn. In L 290 en L 291 werd een halfronde boog zonder ramen vaak als ontluchting in de gevels van schuren of stallen aangebracht. Men noemde dit: 'een halve maan' ('ǝn halǝf mǭn'). In Q 121 werd in het midden van de boog dikwijls een ornament of kijlvormige gevelsteen geplaatst. Zie ook het lemma 'Sluitsteen'. [N 32, 16a; N 32, 17a; N 4A, 40a; monogr.]
II-9, III-3-2
|
33511 |
boomgaard |
bogaard:
boogərt (P055p Kermt),
bő̅gərt (P055p Kermt),
fruitbogaard:
frēət˂bő̅gərt (P055p Kermt),
fruitwei:
frēət[wei} (P055p Kermt)
|
boomgaard [ZND 01 (1922)]
I-7
|