34543 |
vrouwelijke eend |
eend:
ēǝ.n (P055p Kermt)
|
[L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.]
I-12
|
34550 |
vrouwelijke gans |
gans:
gās (P055p Kermt)
|
[A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.]
I-12
|
34447 |
vrouwelijke geit |
geit:
gē.t (P055p Kermt)
|
[N 77, 82; N 77, 79; JG 1a, 1b; N 19, L 322 add.; monogr.]
I-12
|
19961 |
vrouwelijke hond, teef |
teef:
tēi̯f (P055p Kermt),
wijfje:
weͅfkə (P055p Kermt),
wə:fkə (P055p Kermt)
|
teef [Goossens 1b (1960)] || teef, vrouw. hond [Goossens 2a (1963)] || vrouwelijke hond [ZND 03 (1923)]
III-2-1
|
20124 |
vrouwelijke kat |
kattin:
ka’ten (P055p Kermt)
|
moerkat, vrouwelijke kat [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (P055p Kermt),
hin (P055p Kermt)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
18672 |
vrouwenkleren |
vrouwluikleren:
vrøli klīər (P055p Kermt)
|
vrouwenkleren [t vrouwendinge, de schörte] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18598 |
vrouwenonderhemd? |
hemd:
hümə (P055p Kermt),
vrouwluihemd:
vrølihemə (P055p Kermt)
|
onderhemd voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
33681 |
vruchtbare grond |
vette grond:
vɛtǝ gront (P055p Kermt),
vɛtǝ grǫnt (P055p Kermt)
|
Grond van een dergelijke samenstelling dat de groei van de geteelde gewassen er gunstig door wordt beïnvloed en die gunstig reageert na bemesting. Goede grond die geschikt is voor de teelt. [N 27, 28; N 27, 29; N 27, 30]
I-8
|
19813 |
vuurtang, sinteltang |
kolentang:
kōələtaŋ (P055p Kermt),
stooftang:
stōftaŋ (P055p Kermt),
vuurtang:
vii̯ərtaŋ (P055p Kermt)
|
vuurtang [N 05A (1964)]
III-2-1
|