33479 |
witte aalbes |
witte sint-jansberen:
verzamelfiche, ook mat. van ZND01, u en ZND02, 4
witte sint-jansbēre (P055p Kermt)
|
witte aalbes [ZND 01 (1922)]
I-7
|
18178 |
witte kanten muts waarop een sierkrans werd gedragen |
gekroezelde muts:
gəkruzəldə moͅəts (P055p Kermt)
|
muts, witte kanten ~ waarop een sierkrans wordt gedragen {afb} [kroezel-, frul-, froezel-, krul-, poffermuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18616 |
witte kanten muts zonder sierkrans |
kwade muts:
kōəmots (P055p Kermt)
|
muts, witte kanten ~ zonder kroon als doordeweekse hoofdtooi, door oudere en minder gegoede vrouwen ook s zondags gedragen {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20654 |
witte kool |
kabuis:
kabaus (P055p Kermt),
kool:
kuil (P055p Kermt),
witte kool:
witə kul (P055p Kermt)
|
[Goossens 1b (1960)] [Lk 05 (1953)]
I-7
|
24280 |
witte kwikstaart |
akkermannetje:
akkermenneke (P055p Kermt),
akkermenneken (alg.) (P055p Kermt),
kwikstaartje:
kwikstetəjə (P055p Kermt)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)] || kwikstaart (witte) || kwikstaart, wit (Motacilla alba alba L.) [Lk 04 (1953)]
III-4-1
|
18633 |
witte muts met een strik onder de kin |
kornetje (<fr.):
kərneͅtšə (P055p Kermt)
|
mutsje, witte ~ dat met een strik onder de kin wordt vastgeknoopt [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18618 |
witte muts met fijne plooien en een afhangend strookje |
kornet (<fr.):
kərneͅt (P055p Kermt)
|
muts, witte ~ met fijne plooien om het voorhoofd en een afhangend strookje van achteren {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18617 |
witte muts met sierkrans en afhangende linten |
krulmuts:
kroͅlmoͅəts (P055p Kermt)
|
muts, grote witte ~ waarop een dikke hoefijzervormige krans met afhangende linten wordt gedragen {afb} [poffer-, kröl-, frul-, knip-, greute muts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18867 |
woede |
vergiftigde kadee:
vərgiftigə kadeej (P055p Kermt)
|
gift (woede) [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
30198 |
wolfseinde |
halve noord:
halvǝ nōrt (P055p Kermt)
|
Driehoekig dakvlak boven een afgeknotte gevel. [N F, 47c; N 4A, 23b; N 4A, 23a; monogr.]
II-9
|