21624 |
zilvergeld |
zilveren stukken:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "@"(omgespeld: @) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "@"omgespeld.
zelvərə steͅ~kə (P055p Kermt)
|
zilveren geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34083 |
zitbeenderen |
zitbenen:
zetbīn (P055p Kermt)
|
Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c]
I-11
|
18198 |
zitvlak van een broek |
kont:
koͅnt (P055p Kermt)
|
zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33426 |
zolder boven de dorsvloer |
sinkel:
se.ŋkǝl (P055p Kermt),
seŋǝl (P055p Kermt)
|
De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32]
I-6
|
33442 |
zoldergat, opening in de koestalzolder |
schelf(t)gat:
sxɛlǝf˲gǫǝt (P055p Kermt),
schelf(t)kot:
sxɛlǝfkūǝt (P055p Kermt)
|
In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c]
I-6
|
19491 |
zolderkamer |
zolderkamer:
zoͅlərkāmər (P055p Kermt),
zolderkamertje:
zoͅlərkēͅmərkə (P055p Kermt)
|
zolderkamer [N 05A (1964)]
III-2-1
|
18636 |
zomerkapmanteltje |
pelerine (<fr.):
peləren (P055p Kermt),
pələrin (P055p Kermt)
|
kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18675 |
zomerkleren |
zomerkleren:
zømərklīər (P055p Kermt)
|
zomerkleren [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18670 |
zondagse kleren |
`s zondagse kleren:
so͂ͅnda.xsə klīər (P055p Kermt)
|
zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18328 |
zondagse schort |
`s zondagse voordoek:
soͅndachse veͅreng (P055p Kermt)
|
schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)]
III-1-3
|