e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kermt

Overzicht

Gevonden: 2604
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zilvergeld zilveren stukken: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "@"(omgespeld: @) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "@"omgespeld.  zelvərə steͅ~kə (Kermt) zilveren geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1
zitbeenderen zitbenen: zetbīn (Kermt) Onderdeel van het beenderenstelsel aan het achtereinde van de rug. [N 3A, 110c] I-11
zitvlak van een broek kont: koͅnt (Kermt) zitvlak, kruis, bodem van de broek [boksebaom, zolder, zuur schrej, kont, wan] [N 23 (1964)] III-1-3
zolder boven de dorsvloer sinkel: se.ŋkǝl (Kermt), seŋǝl (Kermt) De zolderruimte boven de dorsvloer, bestemd voor het bergen van graan als er in de tasruimte naast de dorsvloer geen plaats meer was, ook voor stro en hooi (echter niet algemeen). Zie voor het type overschelf(t) Goossens 1959, m.n. 56, 57 en 59. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (den) het lemma "dorsvloer" (3.2.1) en voor (schelf(t)) het lemma "koestalzolder" (3.4.1). Zie ook afbeelding 14.b bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68a; N 5, 84; JG 1a, 1b, 2a en 2c; A 16, 5b; L 47, 8b; L 48, 11; Lu 2, 11; S 50; monogr.; add. uit: N 4A, 12g en 13d; A 7, 32] I-6
zoldergat, opening in de koestalzolder schelf(t)gat: sxɛlǝf˲gǫǝt (Kermt), schelf(t)kot: sxɛlǝfkūǝt (Kermt) In de koestalzolder is meestal een opening waardoor het hooi naar beneden geworpen wordt om het aan de dieren te voeren. Waar de koestalzolder in open verbinding staat met de schuur is er meestal geen opening in de zoldering. Een aantal opgaven betreffen een luik of een scharnierende deur waarmee de opening afgesloten kan worden. De benamingen kunnen ook gebezigd worden voor een opening in de gevel of in het dak waardoor het hooi op de zolder wordt gebracht. Zie ook het lemma "hooivenster" (3.4.5). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (hooi) het lemma "hooi" in aflevering I.3. Zie ook afbeelding 16.c bij het lemma "hooizolder, koestalzolder, schuur" (3.4.1). [N 5A, 56b; N 5, 97 en 97a; L 42, 24 passim; monogr.; add. uit N 5A, 57c] I-6
zolderkamer zolderkamer: zoͅlərkāmər (Kermt), zolderkamertje: zoͅlərkēͅmərkə (Kermt) zolderkamer [N 05A (1964)] III-2-1
zomerkapmanteltje pelerine (<fr.): peləren (Kermt), pələrin (Kermt) kapmanteltje voor de zomer met een ovaalvormig voor- en achterpand [pelderien] [N 25 (1964)] III-1-3
zomerkleren zomerkleren: zømərklīər (Kermt) zomerkleren [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse kleren `s zondagse kleren: so͂ͅnda.xsə klīər (Kermt) zondagse kleren [t sondagsdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
zondagse schort `s zondagse voordoek: soͅndachse veͅreng (Kermt) schort, blauw-wit linnen zondagse schort [N 24 (1964)] III-1-3