17765 |
borstkas |
borst:
bōst (P055p Kermt)
|
borst [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
33969 |
borstriem |
borstriem:
%%voor de fonetische documentatie wordt verwezen naar het lemma BORSTRIEM%%
[borstriem] (P055p Kermt)
|
I-10
|
18400 |
borstrok |
borstrok:
boͅrstrok (P055p Kermt),
lijfje:
leͅfkə (P055p Kermt)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
boezem:
buzəm (P055p Kermt),
borstrok:
boͅrstrok (P055p Kermt)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
boezempje:
buzəmkə (P055p Kermt),
lijfje:
lēkə (P055p Kermt)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
borstspeld:
boͅrstspeͅl (P055p Kermt),
grote toespeld:
grutə to͂ͅspeͅl (P055p Kermt)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18323 |
borststuk van een schort |
boezem:
boezem (P055p Kermt),
platstuk:
WNT: plat (III), ss. platstuk, 3. Gewestelijk (hier en daar in Z.-Ndl.) als naam voor de beide schouderstukken van een kiel of hemd, van achteren tegen elkaaar genaaid.
plat steͅk (P055p Kermt)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
fleerəs (P055p Kermt)
|
pleuris [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
18528 |
borstzak(je) |
boventasje:
bøvəteͅəskə (P055p Kermt)
|
pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33713 |
bos |
bos:
bǫs (P055p Kermt)
|
Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.]
I-8
|