18255 |
halsketting |
ketting:
ən goowə kêting (P055p Kermt)
|
een gouden ketting [ZND 01 (1922)]
III-1-3
|
33927 |
halster |
halster:
hęlstǝr (P055p Kermt),
hɛlstǝr (P055p Kermt)
|
Stel van leren riemen - eventueel touwen - of kettingen dat het paard om het hoofd heeft als het niet ingespannen is. Aan de halsterring wordt de lijn of ketting gehecht waarmee het paard in de stal of op de weide wordt vastgebonden of waarmee het wordt geleid. Op sommige plaatsen wordt de term halster ook gebruikt om het Hoofdstel of de Stalband aan te duiden. [JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2b, 2c; N 13, 18a; N 5 A II, 59e add.; monogr.] || Tuig aan de kop van een os of een stier. [N 3A, 14b; monogr.]
I-10, I-11
|
21541 |
halve frank |
halve frank:
ps. omgespeld volgens Frings.
halvə fraŋ (P055p Kermt),
n tweede frankje:
ps. omgespeld volgens Frings.
ī twīde fraŋskə (P055p Kermt)
|
oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || wit metalen munt van 50 centiem [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20820 |
ham, hesp |
hesp:
heͅsp (P055p Kermt)
|
ham [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
17659 |
hand |
hand:
hant (P055p Kermt, ...
P055p Kermt)
|
hand [ZND 01 (1922)] || ik heb een splinter in mijn hand [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
21519 |
handgeld |
voorschot:
ps. omgespeld volgens Frings.
vēərsxoͅt (P055p Kermt)
|
eerste geld dat iemand ontvangt voor zijn waren [handsgeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34566 |
handkar |
stootkar:
stutkɛ̄r (P055p Kermt)
|
Tweewielige kar die men met de handen voortduwt of trekt. Deze kar heeft twee bomen en zijplanken. [N 17, 15a; N G, 51; JG 1a + 1b; A 42, 4; monogr.]
I-13
|
18256 |
handschoen |
haas:
ha.əsə (P055p Kermt),
hās - hāsə (P055p Kermt)
|
handschoen - handschoenen [ZND 01 (1922)] || handschoenen, met vier vingers en een duim [vingerwante, haase, hejse] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18711 |
handschoen zonder vingers |
mofje:
mōͅfkə (P055p Kermt)
|
wanten of handschoenen die de vingers onbedekt laten [meténtjes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33314 |
handvat van de sikkel |
handvat:
hant˲vōu̯ǝt (P055p Kermt)
|
Korte houten gedeelte waaraan het mes bevestigd is. Hiermee hield men de sikkel vast. [N 18, 79a; monogr.]
I-5
|