e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kerniel

Overzicht

Gevonden: 859
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leiden leiden: lɛi̯ǝ (Kerniel) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
leverpastei leverpat: livər’pā.teͅi (Kerniel), pat: pā.teͅi (Kerniel) leverpastei [Goossens 1b (1960)] III-2-3
leverworst witte pens: we̝tə pɛ̄.ns (Kerniel) leverworst [Goossens 1b (1960)] III-2-3
lies lies: lis (Kerniel) Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c] I-12
lip paardslip: pi̯ā.tslip (Kerniel) Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b] I-9
lip van een hoefijzer lip: lip (Kerniel) Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.] II-11
loeien van de koe in het algemeen keken: kiǝkǝ (Kerniel) [N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.] I-11
lopen lopen: lǫu̯pǝ (Kerniel) Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82] I-9
luns leun: lø̜jn (Kerniel) Metalen spie die door een gat in het uiteinde van de wagenas wordt gestoken om te verhinderen dat het wiel van de as kan afdraaien. Zie ook afb. 216. [N G, 50c; N 17, 63; JG 1a; JG 1b; Wi 13, add.; L 39, 22, add.; div.] II-11
maaidorser pikdorser: pek˱dǭ.stǝr (Kerniel) Deze machine dorst niet alleen, maar maait het eerst af, dorst het vervolgens, en bindt het stro ook tot pakken bijeen. [JG 1a, 1b; monogr.] I-4