23283 |
parochie |
parochie:
`beteekent de kerkelijke gemeente`
əen parochie (Q152p Kerniel)
|
Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
34046 |
pasgeboren kalf |
nuchter kalf:
nøxtǝr [kalf] (Q152p Kerniel)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
18183 |
passen |
mikken:
mekǝn (Q152p Kerniel),
mikken (Q152p Kerniel)
|
Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] || Passen. Wie een nieuwe jas bestelt laat zich de maat nemen en moet later naar de kleermaker om het kledingstuk te gaan ... Welk woord gebruikt uw dialect hier? (fr. essayer) [ZND 48 (1954)]
II-7, III-1-3
|
23284 |
patroonheilige, kerkpatroon |
patroon (<fr.):
1) heilige (m)
i(ə)ne(ə) patroeen (Q152p Kerniel),
heilige (m/v)
enne petroon (Q152p Kerniel)
|
Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
23285 |
paus |
paus:
au = zeer kort - niet zoo als in `t A.B.N.
de(ə) paus (Q152p Kerniel)
|
De paus. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
20414 |
peetoom |
peteren:
pètere (Q152p Kerniel)
|
hoe heet de man die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)]
III-2-2
|
20415 |
peettante |
wijsvrouw:
wijsvrouw (Q152p Kerniel)
|
hoe heet de vrouw die een kind ter doop houdt [ZND 48 (1954)]
III-2-2
|
30887 |
pek |
pek:
pɛk (Q152p Kerniel)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
30885 |
pekdraad |
pekdraad:
pɛkdrǫwt (Q152p Kerniel)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
34116 |
penis van de stier |
pink:
pe.ŋk (Q152p Kerniel)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|