e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
metselen metselen: mɛtsǝlǝ (Kessel) Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.] II-9
middag (s middags) middag: midáách (Kessel) middag [RND] III-4-4
middagdutje ungeren (zn.): (?s middags slapen).  unjere (Kessel) middagdutje [SGV (1914)] III-1-2
middagmaal middageten: boeren om 11 uur  middaagète (Kessel), geen verschil tusse bevolk. groepen  mìdigêtə (Kessel) namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)] III-2-3
middenpad middenpad: middepaad (Kessel) De hoofdgang, de middengang van de kerk [middenpad?]. [N 96A (1989)] III-3-3
middenschip schip: sjeep (Kessel) De hoofdruimte, de grote middelruimte van een kerkgebouw [schip, langschip, middenschip, middelsjeep?]. [N 96A (1989)] III-3-3
midvoor midvoor: midveur (Kessel) Midvoor. [DC 49 (1974)] III-3-2
mier zeiksdeem: zeiksdeem (Kessel) mier. De algemene benaming? [N102 (1998)] III-4-2
mikken mikken: mikə (Kessel) lonken (mikken) [RND] III-3-2
miltvuur miltvuur: miltvuur (Kessel) Miltvuur is een bodemziekte. De smetstof blijft in de vorm van sporen jarenlang buiten het lichaam in de grond levensvatbaar. Door graven, door verschil in waterstand, misschien ook door mollen en regenwormen komen de sporen naar boven. Als het vee ze opneemt met het voedsel of binnenkrijgt door wonden, groeien ze in het lichaam uit en verspreiden zich met het bloed naar alle organen. Deze dodelijke ziekte heeft een snel verloop. Soms sterven de dieren zonder dat er voorafgaande verschijnselen konden worden opgemerkt ineens onder krampachtige stuipen. Meestal worden ze vrij plotseling hevig ziek met hoge koorts en verschijnselen van pijn en zijn ze binnen 24 uur dood. Bloedige uitvloeiingen uit neus, mond, aars en kling komen veel voor, vooral na de dood. De slijmvliezen zijn hoog roodblauw gekleurd (Berns 1983, blz. 141). Zie ook het lemma ''miltvuur'' in wbd I.3, blz. 475-476. [N 3A, 87; A 48A, 22; monogr.] I-11