28447 |
raat |
graat:
groǝt (L298p Kessel),
raat:
rǭt (L298p Kessel)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
raden:
roaje (L298p Kessel)
|
raden (ww.) [SGV (1914)]
III-1-4
|
18167 |
rafel |
rafel:
reifels (L298p Kessel)
|
Hoe noemt men de losse draden, die uit een weefsel loslaten? (Nederl. rafels) [DC 31 (1959)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
reifele (L298p Kessel),
refelen:
ręjfǝlǝ (L298p Kessel)
|
rafelen [SGV (1914)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
19576 |
ragebol |
spinnenjager:
spenəjēͅgər (L298p Kessel)
|
raagbol [SGV (1914)]
III-2-1
|
19433 |
ramen lappen |
wassen:
wasə (L298p Kessel)
|
ramen zemen [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19977 |
rammelaar |
rekel:
rèkel (L298p Kessel),
rêkel (L298p Kessel)
|
konijn, mannetje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
24626 |
rank |
rank:
rank (L298p Kessel),
reng (mv.):
reng (L298p Kessel)
|
rank [SGV (1914)] || ranken (v.e. wingerd) [SGV (1914)]
III-4-3
|
33580 |
ranken van de wingerd |
ranken:
reng (L298p Kessel)
|
[SGV (1914)]
I-7
|
19558 |
rasp |
raspel:
werktuig van een snee..rief (keukengereedschap)
raspel (L298p Kessel)
|
rasp [SGV (1914)]
III-2-1
|