e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slaan slaan: bunt ən blaouw gəslāgə (Kessel), sjlaon (Kessel), sjlaon dich oom dien ōōre (Kessel), sjloan (Kessel), slaon dich om dien ôôre (Kessel), slaôən (Kessel), sloan dich ŏŏm dien oeəre (Kessel), šloan (Kessel) bont en blauw geslagen [RND] || ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] III-1-2
slaapbol klaproos: klaproëze (Kessel) Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)] III-4-3
slachten slachten: šlaxtǝ (Kessel) Doden van vee met de bedoeling het als voedsel te gebruiken. Wat het woordtype "dooddoen" betreft, merken verschillende informanten (in K 353, P 50, P 177, P 179, P 180, P 185) op, dat het verouderd is. [JG 1a + 1b + 2c: R 14, 231 add.; S 33; monogr.] II-1
slag slag: sjlaag (Kessel, ... ), sjlêg (Kessel), slaag (Kessel) Klap. Hij gaf me een klap op mijn schouders. [DC 17 (1949)] || slag, klap, stomp [SGV (1914)] || slagen (mv) [SGV (1914)] III-1-2
slagboom barrier: bǝrēr (Kessel), poort: port (Kessel) Een toegangshek in de vorm van een enkele boom die om een paal draait, aangebracht in een omheining of op een dam in een sloot bijvoorbeeld. [A 25, 5b; L 19B, 6; monogr.] I-8
slak slak: sjlek (Kessel, ... ) slak [DC 17 (1949)], [SGV (1914)] || slak, alg. [SGV (1914)] III-4-2
slakkenhuis slakkenhuis: slekkehoes (Kessel), slakkenhuisje: sjlekke-huuske (Kessel), sjlekkenhuuske (Kessel) slakkenhuis [DC 17 (1949)] || slakkenhuisje [SGV (1914)] III-4-2
slee slee: sjlei (Kessel) slede [SGV (1914)] III-3-2
sleedoorn slenenstruik: -  sjliëëne sjtroek (Kessel) sleedoorn struik [DC 56 (1981)] III-4-3
sleepruim sleen: -  sjliëëne (Kessel) sleedoorn vrucht [DC 56 (1981)] III-4-3