e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
telen, verbouwen kweken: kwēkǝ (Kessel) Het voor gebruik tot ontwikkeling brengen van een gewas. Zie ook de meer specifieke lemma''s ''zaaien'' (2.1) en ''poten, planten'' in aflevering I.5. Voor twachten zie Rutten, Haspengouwsch Idioticon 239: "winnen van zaad". [N Q, 9; L 1 a-m; S 20; Wi 43; monogr.] I-4
teraardebestelling begrafenis: begrafenis (Kessel) De teraardebestelling. [N 96D (1989)] III-3-3
tetanus nekkramp: nekkramp (Kessel) Als in een wondje straatvuil komt, kan er een infectieziekte ontstaan. De wetenschappelijke naam van die ziekte is Tetanus. Hoe noemt men die ziekte in uw dialect? [DC 60 (1985)] III-1-2
thuis thuis: toes (Kessel) thuis [SGV (1914)] III-2-1
tientje van de rozenkrans tientje: tientje (Kessel) Een tientje van de Rozenkrans [n jezets?]. [N 96B (1989)] III-3-3
tijdverdrijf tijdverdrijf: tiedverdrief (Kessel) tijdkorting [SGV (1914)] III-3-2
tijger tijger: tieger (Kessel) tijger [SGV (1914)] III-3-2
timmerman timmerman: tø ̝mǝrman (Kessel) Ambachtsman die het timmeren als beroep uitoefent. Tot zijn werkzaamheden behoren het vervaardigen van dakconstructies en balklagen in huizen en het maken van trappen, kozijnen, ramen en deuren. Als aanduiding voor de vakman wordt zowel de benaming timmerman als schrijn(en)werker gebruikt. Schrijnwerker is meer verspreid in Belgisch Limburg, schrijnenwerker in het zuiden van Nederlands Limburg. Wanneer er een onderscheid tussen timmerman en schrijn(en)werker wordt gemaakt, dan duidt de eerste term eerder een vakman aan die timmerwerk in de bouw verricht. Dit is onder meer het geval in Ottersum (L 163), Posterholt (L 387), Geulle (Q 18) en Bilzen (Q 83). De schrijnwerker richt zich dan vooral op het maken van trappen, deuren en ramen. Het woordtype schrijner, dat in het zuidoostelijke deel van het gebied gebruikelijk is, is een algemene benaming voor de timmerman. De vakman die timmerwerk op de bouw verricht, wordt daar ɛbouwschrijnerɛ genoemd.' [N 55, 164a; N 55, 165; RND 6; L 34, 19a; L B1, 115; monogr.] II-12
tol betalen weggeld: (men kent geen andere tol dan op wegen).  wêggeld (Kessel) tol betalen [SGV (1914)] III-3-1
tolgaarder die de barrier heeft: dê manne hêt den barriër (Kessel), dê manne hêt den breer (Kessel) tolgaarder [SGV (1914)] III-3-1