e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aartsengel aartsengel: aartsingel (Kessel) Een aartsengel (zoals Gabriël, Michaël, Rafaël). [N 96D (1989)] III-3-3
aas in het kaartspel aas: aos (Kessel), roeten oas (Kessel) Aas: Ruiten aas. [SGV (1914)] || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - I. Aas. [DC 52 (1977)] III-3-2
abortus, verwerpen verwerpen: vǝrwɛrpǝ (Kessel) Het uitdrijven van de vrucht voordat de normale draagtijd is verstreken en het jonge dier zijn volkomen ontwikkeling heeft bereikt. [A 48A, 9] I-11
abt overste: euverste (Kessel) Een overste in een klooster, abt [euverste, opperste]. [N 96D (1989)] III-3-3
achterdocht achterdocht: achterdecht (Kessel) achterdocht [SGV (1914)] III-1-4
achterste achterste: echterste (Kessel), kont: kôntj (Kessel), vot: vot (Kessel) [N 10c (1995)]achterste [SGV (1914)] III-1-1
achterwand bred: brɛ̄t (Kessel) De afneembare achterplank van de kar of wagen. Deze plank werd tussen de twee zijwanden geschoven om de laadruimte af te sluiten en kon tijdens het lossen weggenomen worden. Voor de betekenisontwikkelingen van de verschillende woordtypes, zie de toelichting bij het lemma voorwand. Op de kaart zijn voor Belgisch Limburg alleen de gegevens uit de mondelinge enqu√™te opgenomen. [N 17, 30a + 36 + 48; N G, 61c; JG 1a; JG 1b; JG 2b; JG 2c; A 26, 1a; Lu 4, 1a; L 33, 4; L 40, 56; monogr.] I-13
adder adder: adder (Kessel) nadder (adder) [SGV (1914)] III-4-2
adem adem: oam (Kessel) adem [SGV (1914)] III-1-1
ademen ademhalen: oam hoalen (Kessel) ademen [SGV (1914)] III-1-1