e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ader ader: oar (Kessel), oare (Kessel) ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] III-1-1
admiraalsvlinder koningsvlinder: kūningsvl;inder (Kessel), vlinder: vlinder (Kessel) admiraal of atalantavlinder [DC 18 (1950)] III-4-2
advent advent (<lat.): advent (Kessel) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3
afdak afdak: aafdaak (Kessel) afdak [SGV (1914)] III-2-1
afgeroomde melk fugemelk: fȳsmɛlk (Kessel) De vloeistof die overblijft als de melk ontroomd is. [A 7, 15 en 17; A 23, 4a; L 27, 29; JG 1a, 1b; L 1u, 103; Lu 1, 3 en 4a; monogr.] I-11
afgunst jaloers: sjeloers (Kessel) Afgunst, jaloezie. [N 96D (1989)] III-3-3
afgunstig jaloers: sjeloers (Kessel) Afgunstig. [N 96D (1989)] III-3-3
afkijken afkijken: aafkieke (Kessel) afschrijven; Bij een buurman of buurvrouw kijken? [DC 48 (1973)] III-3-1
afkomst afkomst: aafkumst (Kessel) afkomst [N 87 (1981)] III-2-2
aflaat aflaat: aflaot (Kessel) Een aflaat [ablas?]. [N 96B (1989)] III-3-3