e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draad draad: drǭt (Kessel) Samenhangend geheel van ineengedraaide vezels (van vlas, hennep, katoen, zijde of andere stof) tot een aanmerkelijke lengte dun uitgesponnen. Bij de antwoorden op de vraag naar draad of draad garen in de enquête van Schrijnen - Van Ginneken - Verbeeten (S) leest men nogal eens de opmerking dat ø̄draadø̄ ook van ijzer kan zijn, terwijl een ø̄draad garenø̄ vaam wordt genoemd. Daarom kunnen draad en vaam in eenzelfde plaats genoemd worden voor het begrip ø̄draadø̄. Het is ook duidelijk dat het algemeen Nederlandse draad het oudere vadem gaat verdringen. [N 62, 55b; N 62, 55a; L 1a-m; L 1u, 40; L 8, 29; L 17, 4; L A2, 304; L B1, 69; L B1, 76; Gi 1.IV, 26; Wi 5; S 27; monogr.] II-7
draadafrastering afrastering: āfrastǝreŋ (Kessel), tuin: tūn (Kessel) Omheining of afrastering van palen verbonden door ijzerdraad, prikkeldraad of andere draad. [N M, 67; N 14, 62; A 25, 4f; L 19B, 6; JG 2c; monogr.] I-8
draaien draaien: dreijə (Kessel), drejje (Kessel), dréjen (Kessel), keren: kiëre (Kessel) draaien [DC 02 (1932)] || keren [SGV (1914)] III-1-2
dragen dragen: drage (Kessel), dragen (Kessel), drá:gə (Kessel) dragen [DC 02 (1932)] III-1-2
drager van de doodskist drager: drager (Kessel) een drager van de lijkkist [dreëjer] [N 96D (1989)] III-2-2
drager van het baldakijn drager: dragers (Kessel) Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drager van het kerkvaandel vaandeldrager: vaandeldrager (Kessel) De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)] III-3-3
drenzen zauwelen: zouwele (Kessel) drenzen: de kinderen drenzen de hele dag [DC 16 (1948)] III-1-4
driekoningen driekoningen: driekeuninge (Kessel) 6 januari, Driekoningen [Dreikeunige, Koningen, dortiendach]. [N 96C (1989)] III-3-3
driftig driftig: driftig (Kessel) driftig [SGV (1914)] III-1-4