e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
druilerig en koud weer flauw weer: flauw wêr (Kessel), nat (weer): eine nate zomer (Kessel, ... ), naat (Kessel, ... ), ps. boven de Å staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  nāt (Kessel) nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druipen: droop (Kessel), ⁄t water drŭŭpde? (Kessel, ... ) druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droeventros (Kessel) druiventros [SGV (1914)] I-7
drukte, gedoe gedoens: gedoons (Kessel) gedoente [SGV (1914)] III-1-4
dubbel sierhek poort: port (Kessel) Dubbel sierhek dat toegang geeft tot een boerenhofstee of buitenplaats. [A 25, 5f; L 19B, 6] I-8
duif (alg.) duif: doef (Kessel) Duif [SGV (1914)] III-3-2
duif, algemeen duif: doef (Kessel) Duif [SGV (1914)] III-4-1
duits duits: duits (Kessel) Duitsch [SGV (1914)] III-3-1
duivel duivel: duvel (Kessel) De duivel [duvel, duuvel, deivel]. [N 96D (1989)] III-3-3
duivenhok duivenklep: doeveklep (Kessel), duivenkooi: duvǝkūǝi̯ (Kessel) (duiven)til [SGV (1914)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker] I-6, III-3-2