e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geld geld: gaelt (Kessel) geld [RND] III-3-1
gele kwikstaart kwikstaart: kwikstert (Kessel) kwikstaart, geel [DC 26 (1954)] III-4-1
gele lupine lupinen: lǝpīnǝ (Kessel) Lupinus luteus L. Een 30 tot 60 cm hoge plant met een uit gele, lipvormige bloempjes bestaande bloempluim, die bloeit van juni tot september, boonvormige vruchtjes draagt en vooral op zandgronden als bemestingsgewas wordt geteeld. [N Q, 4a; N 11A, 29a en 29b; JG 1a, 1b; A 55, 3b; NE 1, 18; R 3, 30; monogr.] I-5
gele narcis paasbloem: -  paosblome (Kessel) wilde narcis [DC 60a (1985)] III-4-3
gelezen mis stille mis: sjtille mes (Kessel) Een gelezen, stille mis [lèèsmis, sjtil mès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
geloof geloof: gelouf (Kessel), geluif (Kessel) geloof [SGV (1914)] || Het geloof [gloof, geloeëf, geleuf]. [N 96D (1989)] III-3-3
gelooven geloven: geluuve (Kessel) gelooven [SGV (1914)] III-3-3
geloven geloven: geluive (Kessel) Geloven [gleuve, geluuëve, gluive]. [N 96D (1989)] III-3-3
geluidloos een wind laten stinken: sjtinke (Kessel) geluidloos een wind laten [feuze, bussinge] [N 10c (1995)] III-1-1
gemakkelijk gemakkelijk: gemekkelik (Kessel), gemekkələk (Kessel), gemékkəlik (Kessel), op zijn gemak: op zien gemaak (Kessel), op zĭĕn gemáák (Kessel) gemakkelijk [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || op zijn gemak [DC 02 (1932)] III-1-4