20137 |
graf |
graf:
graaf (L298p Kessel, ...
L298p Kessel)
|
Een graf [graf, graaf, jraaf?}. [N 96A (1989)] || graf [SGV (1914)]
III-3-3
|
23481 |
grafkruis |
grafkruis:
graafkruuts (L298p Kessel)
|
Een houten of stenen kruis op een graf [grafkruus, graaf-/jraafkruuts?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23483 |
grafzerk |
grafsteen:
graafsjtein (L298p Kessel)
|
Een grafsteen, grafzerk, grafmonument [graf-/graafsteen,-stieën,-sjtein, jraafsjtee, jraafdenkmaal?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
19208 |
grappig |
grappig:
grappig (L298p Kessel)
|
grappig [SGV (1914)]
III-1-4
|
32848 |
gras |
gras:
grā.s (L298p Kessel)
|
De algemene benaming voor het gewas, zo uitvoerig mogelijk gedocumenteerd, zodat in de volgende lemma''s naar deze opgaven en naar de klankkaart kan worden verwezen. Op de klankkaart van het type gras zijn de vormen met betoning niet apart aangegeven; men kan bij dit woord aannemen dat het in het gehele polytone gebied sleeptoon heeft. Wanneer er meer dan één variant voor een plaats was opgegeven, is bij voorkeur het materiaal van de mondelinge enquêtes in kaart gebracht.' [N 14, 88a; JG 1b, add.; Wi 54; S 11; L 1 a-m; L 1u, 75; L 20, 26a; L 35, 65; L. 39, 41; A 2, 54; A 4, 26a; A 4, 28; RND 111; monogr.]
I-3
|
24158 |
grasmus |
grasmus:
graasmös (L298p Kessel)
|
Hoe heet de grasmusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
33673 |
graszode |
plag:
plak (L298p Kessel),
plax (L298p Kessel),
ros:
ros (L298p Kessel),
rus:
rø̜s (L298p Kessel)
|
Vierkant afgestoken stuk van de met gras begroeide bovengrond. Naar dialectbenamingen voor de graszode is vaak navraag gedaan getuige ook de bronnenopgave bij dit lemma. In verschillende enqu√™tes werd gevraagd naar de zode in het algemeen zowel de graszode als de heizode. De opgaven die betrekking hadden op de heizode zijn ondergebracht in lemma 3.14 ɛheizodeɛ.' [N 14, 77a; N 14, 77b; N 27, 39g; GV, K6; JG 1a, 1b; L 8, 123; L B2, 273; S 46; NE 2 II, 15; N 18, 38 add.; N 18, 40 add.; monogr.]
I-8
|
24162 |
grauwe vliegenvanger |
vliegenvanger:
vlegenvänger (L298p Kessel)
|
Hoe heet de grauwe vliegenvanger? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
23480 |
graven (mv.) |
graven:
graver (L298p Kessel)
|
De graven meervoud [graaf, graver, jraver, grèèver?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23577 |
gregoriaans |
gregoriaans:
gregoriaans (L298p Kessel)
|
Gregoriaans, gregoriaanse gezangen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|