e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessel

Overzicht

Gevonden: 2325
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hals hals: hals (Kessel, ... ), hels (Kessel) hals [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)] III-1-1
halsketting ketting: ein gouwe kètting (Kessel) gouden [een - ketting] [SGV (1914)] III-1-3
halve zondag halve zondag: halve zondig (Kessel) Een kerkelijke feestdag door de week die als zondag te vieren is [heiligedag, planke zondeg]. [N 96C (1989)] III-3-3
ham, hesp schink: sjink (Kessel, ... ) ham [SGV (1914)] || welke soort ham wordt bij u met één woord aangeduid? Er zijn bij de slager 2 soorten ham te koop, gekookte en rauwe. Een ervan kan men met éeen woord aan duiden, bij de andere soort moet er nog een woord voor [DC 46 (1971)] III-2-3
hamer van de klepklok hamer: hamer (Kessel) De hamer van een klepklok [trumphamer?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hand hand: handj (Kessel, ... ), hanjt (Kessel), henj (Kessel) hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1
handschoen haasje: hø͂ͅske (Kessel), hø͂ͅskes (Kessel) handschoen [SGV (1914)] || handschoenen (mv) [SGV (1914)] III-1-3
handspel hands (eng.): hends (Kessel) Hij heeft de bal men de hand aangeraakt, het is ... [DC 49 (1974)] III-3-2
handveger, stoffer handveger: handjvaeger (Kessel), handjvèger (Kessel, ... ) het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met stugge haren [DC 15 (1947)] || het voorwerp waarmee vloeren en vloerkleden stofvrij worden gemaakt met zachte haren [DC 15 (1947)] || Hoe noemt u het stoffer en blik samen? [N105 (2000)] III-2-1
handzeef zeef: zēf (Kessel) De grove zeef waarmee het zaaigraan wordt gewonnen. Er komen twee hoofdtypen voor: de ronde handzeef van ongeveer 80 cm doorsnede met een opstaande rand van ongeveer 10 tot 15 cm. Ouder is wel de rechthoekige houten bak met een bodem van gaas (heel vroeger van fijne gevlochten wilgetenen) die aan een koord werd opgehangen aan een balk in de schuur. In Haspengouw is dit type het oorsponkelijke. In Oost-Haspengouw noemt men het de ries; ook bij het type wan in West-Haspengouw wordt uitdrukkelijk door de zegslieden vermeld dat het hier om een grote vierkante graanzeef gaat. Zie afbeelding 15. Bij het type zij, zijg daarentegen vermeldt men dat dit woord doorgaans de keukenzeef aanduidt, of de vergiet, gebruikt voor melk en soep. [N 14, 38b, 41a, 42a, 43a en 44; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 8, 118; S 45; monogr.] I-4