28974 |
rijgsteek |
rijgsteek:
rijgsteek (L298a Kesseleik)
|
Zie afb. 31. [N 59, 52a; N 62, 16a; N 62, 6]
II-7
|
29012 |
rimpelen, fronsen |
rimpelen:
rømpǝlǝ (L298a Kesseleik)
|
Al plooiend rijgen. Rimpelen is het uitrekken van een hoeveelheid stof tot een vooraf bepaalde kortere lengte, langs één of meer stiklijnen, waarbij de ruimte wordt verdeeld in gelijke, soepele plooitjes (Het Beste Naaiboek, pag. 178). Bij fronsen wordt de ruimte over een bredere afstand verdeeld dan bij rimpelen. Zie afb. 46. [N 59, 53; N 62, 12a; N 62, 30; Gi 1.IV, 34; MW; monogr.]
II-7
|
17669 |
ringvinger |
ringvinger:
ringvinger (L298a Kesseleik)
|
Ringvinger: de vierde vinger waaraan men gewoonlijk een ring draagt (ringvinger, goudvinger,vingerling, iedekje, pillepoort). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18103 |
ringworm |
ringworm:
ringworm (L298a Kesseleik)
|
Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, springend vuur, ringelworm). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
28795 |
ripszijde |
ripszijde:
repszi (L298a Kesseleik)
|
Zware zijde geweven in fijne ribbels. [N 62, 79b]
II-7
|
21200 |
rit |
toer (<fr.):
toer (L298a Kesseleik)
|
de afstand afgelegd te paard, per fiets, per auto of op de schaats (tocht, rit) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18214 |
ritssluiting |
treksluiting:
treksjloeting (L298a Kesseleik),
trękšlūteŋ (L298a Kesseleik)
|
Hoe noemt U een ritssluiting? [N 62 (1973)] || Treksluiting, sluitmiddel voor kleppen van kledingstukken, tassen en dergelijke, bestaande uit twee stroken met metalen klauwtjes die door een verschuifbaar plaatje in elkaar gehaakt worden (Van Dale, pag. 2417). [N 62, 63; MW]
II-7, III-1-3
|
24647 |
robinia |
acacia:
WLD
acasia (L298a Kesseleik)
|
De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
33478 |
rode aalbes |
miemelen:
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
miemele (L298a Kesseleik)
|
aalbes [N 82 (1981)]
I-7
|
21362 |
roepen |
schreeuwen:
sjriewen (L298a Kesseleik)
|
op een luide manier iets mededelen, roepen [skriesen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|