33505 |
veldsla |
veldsalade:
WLD
veldsjlaat (L298a Kesseleik)
|
Veldsla; de onderste bladeren zijn spatel- of lepelvormig, de hogere langwerpig en spits, bloempjes zijn klein en bleekblauw (veldkrop, veldsla, muizenoortje, korensla, witmoes). [N 82 (1981)]
I-7
|
20660 |
venkel |
venkel:
WLD
venkel (L298a Kesseleik)
|
Venkel; een tweejarig of overblijvend kruid met een ronde gestreepte stengel, tot 1.50 m hoog; de bloemen zijn geel, de zaden langwerpig, geelgrijs en gegroefd; de gedroogde blaadjes of zaadjes worden als specerij gebruikt (venkel, vennekool, foele). [N 82 (1981)]
I-7
|
19020 |
verbaasd |
verwonderd:
verwönjert (L298a Kesseleik)
|
verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21433 |
verbeuzelen |
verkletsen:
verkletsen (L298a Kesseleik),
verwazelen:
verwazelen (L298a Kesseleik)
|
zijn tijd met praten verbeuzelen [lameren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18159 |
verbinden van een wonde |
verbinden:
verbinje (L298a Kesseleik)
|
verbinden: Een wond verbinden (banden, verbinden, zwachtelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18940 |
verbruien |
begaden:
begaaien (L298a Kesseleik),
niet lukken:
lûkt neet (L298a Kesseleik),
verprutsen:
verprutsen (L298a Kesseleik)
|
door onoordeelkundige handeling of aanpak bederven [verpeuteren, verbruien, verknoeien] [N 85 (1981)] || er niet in slagen iets tot een goed einde te brengen, geen succes hebben [slip slaan] [N 85 (1981)] || zwaar in de fout gaan bij een handeling door hem niet of slecht uit te voeren [begaaien] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17932 |
verdacht rondlopen |
schuimen:
sjumen (L298a Kesseleik)
|
Rondzwerven met kwaad in de zin (schuipen, rallen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21798 |
verdachte zaak |
koedel?:
koetele (L298a Kesseleik)
|
een verdachte zaak, een zaak waarvan vermoed wordt dat die niet helemaal pluis is [koetel] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21796 |
verdenken / verdenking? |
verdenken:
verdinke (L298a Kesseleik)
|
het vermoeden dat iemand iets verkeerds gedaan heeft [verdenking, persons, perzonsie] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21889 |
verdienen |
verdienen:
geld verdenen (L298a Kesseleik)
|
geld verdienen [bladen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|