19812 |
voetenbankje |
voetenbankje:
vootebenkske (L298a Kesseleik)
|
Het bankje om de voeten op te zetten [vootebenkske?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18089 |
voetjicht |
voetjicht:
vootjicht (L298a Kesseleik)
|
Voetjicht: soort jicht die zich openbaart door een hevige pijn in de voet, vooral in het gewricht tussen middenvoetsbeentje en grote teen, podagra (voetje, pootje, kozijntje, voetjicht). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22428 |
vogel op de schutsboom |
vogel:
vogel (L298a Kesseleik)
|
De houten vogel die afgeschoten moet worden. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
24590 |
vogelkers |
hondskers:
WLD
hondskers (L298a Kesseleik)
|
Vogelkers: een struik die in juni bloeit met kleine witte sering-achtige bloemtrossen; de vruchten rijpen in september. Een soort groeit zeer snel en is zo agressief dat hij andere struiken verdringt (vuilboom, meilaar, paduwa, hondskers). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18433 |
volant |
volant:
vlaŋ (L298a Kesseleik),
volant (fr.):
vlang (L298a Kesseleik)
|
Een strook op een japon die maar aan één kant vastzit. Het volant-effect is een decoratieve afwerking waarbij gebruik wordt gemaakt van de rekbaarheid van de gebreide stof. Het klokkende effect wordt verkregen door de stof op te rekken tijdens het stikken (Het Beste Naaiboek, pag. 314). [N 62, 42b; N 62, 42a; MW; monogr.] || Hoe noemt U: een strook op een japon die maar aan één kant vastzit (volant?)? [N 62 (1973)]
II-7, III-1-3
|
21533 |
volk (natie) |
volk:
volk (L298a Kesseleik)
|
de gezamenlijke bewoners van een staat [volk, natie, diet] [N 88 (1982)]
III-3-1
|
20174 |
voogd |
voogd:
voogd (L298a Kesseleik)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
foppen:
foppen (L298a Kesseleik)
|
op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23384 |
voorgeborchte van de biechtstoel |
voorstoel:
veurstool (L298a Kesseleik)
|
Dat gedeelte van de biechtstoel, waar de biechteling neerknielt [voorgeborchte?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
18889 |
voornemen |
plan:
plan (L298a Kesseleik)
|
wat men zich voorgenomen heeft, een plan [opzet, voornemen, plan] [N 85 (1981)]
III-1-4
|