19007 |
voornemens zijn |
voornemen hebben:
veurnimme hubbe (L298a Kesseleik)
|
van plan zijn, het voornemen hebben [getijd zijn/hebben, betijd hebben, vörgers zijn] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21855 |
voorraad |
voorraad:
veurroad (L298a Kesseleik)
|
de hoeveelheid goederen die in een winkel aanwezig is om te verkopen [voorraad, reserve, mörske] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
18911 |
voorzichtig |
voorzichtig:
veurzichtig (L298a Kesseleik)
|
rekening houdend met wat er zou kunnen gebeuren, zorg dragend dat er niets verkeerd gaat [listig, roekelijk, voorzichtig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18279 |
vouw |
plooi:
ploej (L298a Kesseleik)
|
Hoe noemt U: een plooi [N 62 (1973)]
III-1-3
|
19341 |
vreugde |
lol:
lol (L298a Kesseleik)
|
een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20294 |
vriend |
kameraad:
kameroad (L298a Kesseleik)
|
vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
18852 |
vriendelijk |
vriendelijk:
frunjeluk (L298a Kesseleik)
|
welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19342 |
vrolijk |
lollig:
lollig (L298a Kesseleik)
|
een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23362 |
vrouwenkant |
vrouwluiskant:
vrouwluuskantj (L298a Kesseleik)
|
De rechterhelft van de kerk, het gedeelte rechts van het middenpad, dat bestemd was voor de vrouwen [epistelkant, vrouwenkant, vrouwliekant?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24668 |
vrucht van de taxus |
snotbes:
WLD
snotbes (L298a Kesseleik)
|
De vruchten van de taxus (snotpieke, snotbellen, snotbees). [N 82 (1981)]
III-4-3
|