18942 |
een aanmerking maken |
afkeuren:
aafkeuren (L298a Kesseleik)
|
een lichte afkeuring als straf [ripplement, rappelement, afkemming, kemming, afleiding, schelles, berisping] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21811 |
een bevel opvolgen |
luisteren:
loesteren (L298a Kesseleik)
|
een bevel opvolgen [pareren, luisteren, gehoorzamen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
20505 |
een borrel drinken |
proeven:
preuven (L298a Kesseleik)
|
jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
22484 |
een cadeau geven |
schenken:
sjènken (L298a Kesseleik)
|
Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)]
III-3-2
|
20175 |
een kind op de arm dragen |
houden:
haaie (L298a Kesseleik)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17887 |
een kuil graven |
dabben:
dabbe (L298a Kesseleik)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
22474 |
een list gebruiken |
fiksen:
fiksen (L298a Kesseleik)
|
Een list gebruiken bij het kaarten [finten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20178 |
een miskraam krijgen |
opkiepen:
opkiepe (L298a Kesseleik)
|
miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
22543 |
een nieuwe knecht of meid aanleiden |
aanleiden:
aanleien (L298a Kesseleik)
|
Het feest dat gehouden werd als een nieuwe gehuwde meid of knecht ingewijd werd [aanleiden, haardleiden]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17875 |
een pak slaag geven |
vegen:
vège (L298a Kesseleik)
|
pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|