22687 |
prent(je) |
beeld(je):
ei choeən beeltje (L370p Kessenich),
schoeən beeldje (L370p Kessenich)
|
Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
22356 |
priktol |
dop:
dob (L370p Kessenich),
dop (L370p Kessenich)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
23243 |
processie |
processie (<lat.):
een persessie (L370p Kessenich)
|
Een bedevaart. [ZND 21 (1936)]
III-3-3
|
20651 |
pudding |
pudding:
Syst. Frings
pødeŋ (L370p Kessenich)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
tip:
tøp (L370p Kessenich)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
33633 |
puthaak |
gard:
gēͅrt (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich)
|
[N 12 (1961)] [ZND 32 (1939)]
I-7
|
27904 |
raam |
raam:
rām (L370p Kessenich),
ruit:
rūt (L370p Kessenich
[(klein raam)]
),
ruitje:
rȳtjǝ (L370p Kessenich
[(klein raam)]
),
venster:
venstǝr (L370p Kessenich)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
32825 |
raam van de landrol |
raam:
rām (L370p Kessenich)
|
Het door twee lange en twee korte balkjes gevormde raam waarin of waaronder de rol of cylinder kan draaien. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 2c; JG 1b add.; N 11A, 184b + c + 185b; monogr.]
I-2
|
33272 |
raapzaadolie |
reubsmout:
rø̄bsmǭ.t (L370p Kessenich)
|
De olie die uit raapzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Koolzaadolie. Bomolie is de olie die uit de eerste slagen van de molen wordt verkregen; ze is van goede kwalitetit en wordt als slaolie gebruikt. Bij de typen lijzend, lijzendsmout en lijzentesmout is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om raapolie gaat. Bij de opgave raapzaad is uitdrukkelijk opgemerkt dat het om olie gaat. [JG 1a, 1b; monogr.]
I-5
|
28447 |
raat |
graat:
grǭt (L370p Kessenich)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|