e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessenich

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rammelaar konijn: knīns (Kessenich), rekel: reͅkəl (Kessenich) rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)] III-2-1
ranzig garstig: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  gestig (Kessenich) garstig [ZND 23 (1937)] III-2-3
rapen rapen: rā.pǝ (Kessenich) De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d] I-5
reepje overschietend gras baard: bārt (Kessenich) Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96] I-3
regelrad radje: rē.tšǝ (Kessenich) Rad waarmee men de afstand tussen de beide molenstenen kan regelen. De pan in het pasblok is daartoe op een ijzeren lat bevestigd, die met behulp van het rad op en neer geschroefd kan worden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlicht, steenlichtɛ.' [Vds 114; Jan 148; Coe 128; Grof 152] II-3
regen (alg.) regen: de règel (Kessenich), rengel (Kessenich) regen [ZND 23 (1937)] III-4-4
regenen (alg.) regenen: (⁄t waas zo good es zeker, det het) rēngele zou (Kessenich), (⁄t waas zoe good als zeker dat het zou) rēgenen (Kessenich) Regenen. ¯t Was zo goed als zeker, dat het zou regenen. [ZND 46 (1946)] III-4-4
regenpijp buis: bȳs (Kessenich) De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.] II-9
regenworm worm: woͅrəm (Kessenich) worm, alg. [ZND m] III-4-2
reuzel, bladvet reut: Syst. Frings  rø̄t (Kessenich) Ongesmolten varkensvet, reuzel, (vlieze, vieze, vizze, reuzel?) [N 16 (1962)] III-2-3