e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kessenich

Overzicht

Gevonden: 1585
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
borrel schnaps-je: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  schnapske (Kessenich) druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] III-2-3
borst borst: bǫrst (Kessenich) Zie afbeelding 2.19. [JG, 1b; N 8, 32.2] I-9
borstkas borst: ich heub ein koi op de brst (Kessenich), ich hub ein koa oppe borst (Kessenich), #NAME?  ich hĕb ein koaj oppe borst (Kessenich) Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-1
borstnet borstnet: bǫrstnęt (Kessenich) Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b] I-10
borstriem borstband: bǫrst˱bant (Kessenich) Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52] I-10
borsttuig borstgetuig: bǫrst˲gǝtȳx (Kessenich), borsthaam: bǫrst˱ām (Kessenich) Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51] I-10
bos bos: bǫs (Kessenich) Een met opgaande bomen beplante uitgestrektheid grond hetzij in natuurstaat of aangelegd. [N 27, 4a; RND 82; L 1a-m; L 22, 7; Vld.; monogr.] I-8
bos groente bos: bos (Kessenich) [ZND 22 (1936)] I-7
bosbessenvlaai bosberenvlaai: Syst. Frings  boͅs˂biərəflāi̯ (Kessenich) Vla met vulling van bosbessen (mollebeerevlaoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
bosje haar dat tussen de oren naar voren hangt bles: blęs (Kessenich) Bosje haar dat van tussen de oren over de kol of het voorhoofd tot over de ogen neerhangt. Zie ook het volgende lemma met bles in de betekenis van een lange, witte streep over de paardekop tot halverwege de neus. Zie afbeelding 2.2. [JG 1a, 1b; N 8, 26; S 27] I-9