18114 |
brandblaar |
brandblaar:
brandbloar (L370p Kessenich),
brandjbloor (L370p Kessenich)
|
een brandblaar [ZND 45 (1946)]
III-1-2
|
19860 |
branden |
borren:
boͅrə (L370p Kessenich),
branden:
branən (L370p Kessenich)
|
branden [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
19635 |
brandhout |
dunhout:
dun hout (L370p Kessenich),
gekapt hout:
gekaptj hout (L370p Kessenich),
knabben:
knabə (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich),
vinkelhout:
vunkelhout (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich),
vonkelhout:
vøŋkəlhoͅu̯t (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich)
|
[Lk 02 (1953)] [ZND 22 (1936)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)]
I-7, III-2-1
|
33983 |
brede buikriem |
onderlicht:
˙oŋǝrlext (L370p Kessenich)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
33692 |
brede landweg |
dreef:
drēf (L370p Kessenich)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
bręi̯.dē.sǝr (L370p Kessenich)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18786 |
breien |
strikken:
koosen strikken (L370p Kessenich),
kooze schtrikk (L370p Kessenich),
Koozen strikke (L370p Kessenich),
schtrikke (L370p Kessenich)
|
Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18787 |
breinaald |
naald:
de naalden (L370p Kessenich),
de neulj (L370p Kessenich),
striknaald:
schtriknoaldjt (L370p Kessenich),
striknaalden (L370p Kessenich),
striknaalje (L370p Kessenich)
|
Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
26635 |
breken, pletten |
breken:
brę̄.kǝ (L370p Kessenich),
pletten:
plɛtǝ (L370p Kessenich)
|
Haver met behulp van de haverpletter bewerken. In dit lemma is geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds haver breken en haver pletten. Coenen (pag. 163) merkt over beide begrippen op: ø̄Als de boer de haver grof wenste, dan brak de molenaar ze, haver die gepletterd werd, was fijn.ø̄ [Vds 238; Jan 246; Jan 247; Coe 222; Grof 251]
II-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
breuk (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|