24407 |
dekken |
dekken:
dękǝ (L370p Kessenich),
springen:
spręŋǝ (L370p Kessenich),
sprɛŋǝ (L370p Kessenich)
|
Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b]
I-11, I-12
|
19704 |
deksel |
dek:
dēk (L370p Kessenich),
deks:
dèk (L370p Kessenich),
deksel:
deksel (L370p Kessenich),
deksəl (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich),
dèksəl (L370p Kessenich)
|
deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)]
III-2-1
|
32618 |
deksel van de metalen gierton |
deksel:
dęksǝl (L370p Kessenich)
|
De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.]
I-1
|
33992 |
dekzeil |
bâche:
baš (L370p Kessenich)
|
Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b]
I-10
|
33916 |
dempig |
dempig:
dɛ.mpǝx (L370p Kessenich)
|
Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6]
I-9
|
22087 |
dennennaalden |
dennennaalden:
dennenoaldje (L370p Kessenich),
dennenspangen:
dennespange (L370p Kessenich)
|
dennenaald [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
32961 |
derde grasoogst |
derde beet:
dęrdjǝ bēt (L370p Kessenich)
|
Het gras dat in de derde beurt wordt afgegraasd; vaak vindt men dezelfde naam als de derde hooioogst, die immers ook vaak wordt afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 129c]
I-3
|
28511 |
derdeling |
derling:
dørleŋ (L370p Kessenich)
|
Derde zwerm of tweede nazwerm. Na de eerste nazwerm of de tweede zwerm kan enkele dagen later een tweede nazwerm volgen. [N 63, 29c; N 63, 37e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 7; L 1a-m; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
19167 |
deugniet |
deugniet:
ook materiaal znd 23,4
deugneet (L370p Kessenich),
smeerlap:
ook materiaal znd 23,4
smeerlap (L370p Kessenich)
|
deugniet [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
21310 |
dief |
dief:
deef (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich),
dēf (L370p Kessenich),
steeldief:
stèldeef (L370p Kessenich)
|
dief [ZND 23 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|