id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
22435 | jarig zijn | verjaren: 016: is verjoardj verjoardj (Kessenich) | Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] III-3-2 |
18193 | jas: algemeen | jas: hiēj is vader ziene jas en mooder heur geldj; vader zien kōūw en vader ziene hŏndj (Kessenich) | Jas. Hier is vader zn jas en moeder haar geld... [ZND 44 (1946)] III-1-3 |
21914 | jong dat pas kan vliegen | pieper: pīpərs (Kessenich) | Vlug jong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2 |
22027 | jong dat pluimen begint te krijgen | duivelshaar: dṭ.vəlshōͅr (Kessenich) | Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)] III-3-2 |
24175 | jong en kaal vogeltje | vogeltje: vøgəlkə (Kessenich, ... ) | vogeltje [ZND 04 (1924)] III-4-1 |
34314 | jong varken | bag: bak (Kessenich), baggen (mv.): baqǝ (Kessenich) | Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12 |
34481 | jonge kip | pul: pøl (Kessenich) | Bedoeld wordt de jonge kip die bijna aan de leg is of net legt. [N 19, 40d; R 14, 23b; R 3, 39; A6, 1b; JG 1a, 1b; L 1a-m; Gwn; Vld.; S 27, add.; monogr.] I-12 |
20159 | jongen | jong: jŏĕng (Kessenich, ... ) | jongen (knaap) [ZND 01 (1922)] || jongen; een lamme - [ZND 29 (1938)] III-2-2 |
33958 | jukriem | disselriem: destǝlrēm (Kessenich) | Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12] I-10 |
18192 | jurk | kleed: det kleid van an is veul langer es det van Mieke (Kessenich) | Kleed. Annas kleed is veel langer als dat van Mieke [ZND 44 (1946)] III-1-3 |