33250 |
loof van de bieten afplukken |
bladen:
blāi̯ǝ (L370p Kessenich)
|
Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.]
I-5
|
17817 |
lopen |
lopen:
loupen (L370p Kessenich),
loͅupə (L370p Kessenich),
lǫu̯.pǝ (L370p Kessenich)
|
lopen [ZND m] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] || Uit de gevraagde toelichting en bij vraag N 8, 82 blijkt dat gaan de betekenis van "stappen", "stapvoets gaan" heeft, lopen die van "snel lopen" of "draven". [JG, 1b; N 8, 81a en 82]
I-9, III-1-2
|
26598 |
lopen gaan, op de loop gaan |
de molen is op de loop:
dǝ mø̄.lǝ es˱ ǫp ǝ lø̜j.p (L370p Kessenich)
|
Gezegd van de molen wanneer hij steeds sneller gaat draaien als gevolg van het ontbreken van graan tussen de molenstenen. Het gevaar ontstaat dan dat de molen heet loopt. Alle in dit lemma opgenomen opgaven betreffen de watermolen. [Vds 118; Jan 260; Coe 144; Grof 169]
II-3
|
19500 |
loper |
loper:
lø̜̄jpǝr (L370p Kessenich),
lø̜j.pǝr (L370p Kessenich)
|
De bovenste, draaiende molensteen. De loper had in Q 99 drie soorten kerven, de ligger daarentegen maar één. Zie ook het lemma ɛscherpselɛ.' [N O, 17c; A 42A, 31; N D, 7; Sche 47; Vds 85; Jan 121; Coe 98; Grof 117; monogr.]
II-3
|
33729 |
losse paal met draad |
varen:
fǭrǝ (L370p Kessenich)
|
Losse paal met draad waarmee men de wei kan afsluiten. [N 14, 68c; N 7, 48b; L B 19, 6; A 25, 8]
I-8
|
21218 |
losse plankbrug |
vonder:
vunjer (L370p Kessenich)
|
een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
25217 |
luchtx |
lucht:
loͅxt (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich)
|
lucht [ZND 01 (1922)], [ZND 04 (1924)]
III-4-4
|
19619 |
lucifer |
stekje:
steͅkskə (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich,
L370p Kessenich,
L370p Kessenich),
zwegeltje:
zchwēgəlkə (L370p Kessenich, ...
L370p Kessenich,
L370p Kessenich)
|
lucifer [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)], [ZND 16 (1934)]
III-2-1
|
21346 |
lui (lieden) |
lui:
ly(3)̄ (L370p Kessenich)
|
lui (lieden) [ZND m]
III-3-1
|
26325 |
luikapje |
kapje:
kɛpkǝ (L370p Kessenich)
|
Luifel of apart houten kapje dat bij de standerdmolen bevestigd is boven dat gedeelte van de luias dat naar buiten steekt. Zie ook afb. 66. [N O, 25s; Sche 21]
II-3
|