e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ketsingen

Overzicht

Gevonden: 926
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koeherder koeherd: kūu̯jǫt (Ketsingen) Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
koeienmaag koemaag: kūmǭx (Ketsingen) Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11] I-11
koekenpan spekpan: spɛkpan (Ketsingen) pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
koekje koekje: ky(3)̄kskəs (Ketsingen) Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)] III-2-3
koestal koestal: ku[stal] (Ketsingen), kui̯stal, kuštal (Ketsingen) De stal bestemd voor het rundvee. Soms zijn er voor ouder vee en kalveren aparte stalruimten. Meestal zijn de koestal en de kalverstal in één ruimte, die in zijn geheel "de koestal" wordt genoemd. Men kan de koestal echter ook opvatten als dat deel van de stal waar de koeien staan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 33; N 5, 105g; JG 1a en 1b; A 10, 9a; L 38, 24; R (s] I-6
koffiepot cafè-pot: kafəpoͅt (Ketsingen) pot waarin koffie wordt gezet [N 20 (zj)] III-2-1
koken (intr.) koken: kōēókə (Ketsingen) koken [RND] III-2-3
koning koning: køniŋ (Ketsingen) koning [RND] III-3-1
kop van de schoof kop: kǫp (Ketsingen) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
koptouw zeel: zɛi̯l (Ketsingen) Touw aan de horens van een koe. [N 3A, 14a] I-11