34614 |
langboom van de wagen |
langboom:
laŋk˱bǫu̯m (Q176a Ketsingen),
langwagel:
la.ŋkwǭ.gǝl (Q176a Ketsingen)
|
Lange dikke balk die de verbinding vormde tussen het voorstel en het achterstel van de langwagen. Via de lengte van de langboom kan de lengte van de langwagen bepaald worden. Op de langboom rusten de drie rongblokken van de wagen, waarop de rongen gezet konden worden ter ondersteuning van de zijwanden. De langboom steekt achteraan door een opening tussen het rongblok en het asblok en wordt daar verstevigd door de twee achterste tangarmen. Aan de voorzijde is de langboom door middel van een bout verbonden met het rongblok, de draaischijf, de zwik en het asblok, zodat het voorstel wendbaar is. [N 17, 44e; N G, 70b; JG 1b; JG 1d;monogr]
I-13
|
18286 |
lange broek |
lange broek:
laŋ bruk (Q176a Ketsingen)
|
pantalon, lange broek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18599 |
lange onderbroek? |
lange onderbroek:
(laŋ) ónərbruk (Q176a Ketsingen)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18558 |
lange overjas |
lange rok:
ənə laŋə roͅk (Q176a Ketsingen)
|
overjas, lange ~, dik en warm [euverpalto, palzeer, jaager] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34571 |
langwagen |
langwagel:
la.ŋkwǭ.gǝl (Q176a Ketsingen)
|
Vierwielige wagen, waarvan het voorste en het achterste asstel met elkaar verbonden zijn door een lange zware balk, de zogenaamde "langboom". De bak rust op drie ronblokken (zie dat lemma). Het achterstel bestaat uit een as, een asblok (zie dat lemma) en een rongblok. De langboom zit met een pin vast in het rongblok. Asblok en rongblok zijn op elkaar bevestigd. De twee achterste wagenarmen zorgen er samen met de langboom voor dat het achterstel onbeweeglijk is. Het voorstel bestaat uit een asblok, een middenblok en een rongblok. De bak rust op de rongblokken; de langboom en de voorste wagenarmen steken door het middenblok. Dwars door de drie blokken steekt een draaipin, waardoor het rongblok kan draaien boven de andere blokken. De dissel (zie dat lemma) zit geklemd tussen de voorste wagenarmen. De langwagen komt voornamelijk in Haspengouw, meer bepaald Droog-Haspengouw, voor. [N 17, 43c; N G, 51 + 70a; JG 1b + 1d]
I-13
|
19599 |
lantaarn |
lantaarn:
lətjan (Q176a Ketsingen)
|
lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
18346 |
lap op een schoen |
lap:
lap (Q176a Ketsingen),
stuk:
støk (Q176a Ketsingen)
|
lap op een schoen, stukje leer waarmee het bovenleer wordt gerepareerd [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33384 |
latierboom |
onderslag:
onǝrslǭx (Q176a Ketsingen)
|
Een horizontale balk die twee paarden van elkaar scheidt, meestal hangend aan kettingen, ook wel vast verbonden. In plaats van een hangende balk kan er ook een eenvoudige en niet al te hoge tussenwand zijn. Met een box is een afgeschutte ruimte voor één paard bedoeld; de tussenwand maakt dan deel uit van de box. [N 5A, 59d; monogr.]
I-6
|
18356 |
lederen pantoffel |
leren slof:
lēͅrs slúfə (Q176a Ketsingen)
|
pantoffels, lederen ~, gemakkelijke huisschoenen zonder veters [petoffels, pantoefels, trumpe, sjlutsje, sloffe, sjloebe] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33409 |
legnest |
hennenkotje:
hinǝkotjǝ (Q176a Ketsingen),
nest:
nęs (Q176a Ketsingen)
|
Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25]
I-6
|