34631 |
rammelkar |
rammelkar:
ramǝlkār (Q176a Ketsingen)
|
Kar die veel lawaai maakt. [N 17, 92]
I-13
|
19558 |
rasp |
rasp:
rasp (Q176a Ketsingen)
|
rasp (rief, raspel, raps) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
25171 |
regen (alg.) |
regen:
reͅŋər (Q176a Ketsingen)
|
regen in het algemeen [rengel, majem] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25181 |
regenboog |
regenboog:
reͅŋərbuox (Q176a Ketsingen)
|
regenboog [weerteken] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25238 |
regenbuitje |
zabertje:
zábər(kə) (Q176a Ketsingen)
|
licht regenbuitje [smeer, bui, stoes, getsbui, bies, zauwke] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
25183 |
regenen (alg.) |
regenen:
reͅŋərə (Q176a Ketsingen)
|
regenen [sausen, majemen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18554 |
regenjas |
regenmantel:
réŋərmantəl (Q176a Ketsingen),
regenrok:
[renger-, vgl. rengermantel]
réŋəroͅk (Q176a Ketsingen)
|
damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24308 |
regenworm |
piering:
pīreŋ (Q176a Ketsingen),
worm:
wøͅrəm (Q176a Ketsingen)
|
regenworm, aardwom, bekende paarskleurige worm die bij spitten en ploeten of bij regen voor de dag komt [pier, pieroas, piering, pierewörm, dauwworm] [N 26 (1964)] || worm in het algemeen [pier, piering, pierik] [N 26 (1964)]
III-4-2
|
21358 |
rente |
interest:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de e met een punt eronder staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!
eͅntrēͅs (Q176a Ketsingen)
|
Rente [intrest?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
17789 |
reuk |
reuk:
rjø͂ͅk (Q176a Ketsingen)
|
een reuk [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|