e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Ketsingen

Overzicht

Gevonden: 926
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scharrelen dabben: dabǝ (Ketsingen) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schei scheien: šęi̯ǝ (Ketsingen) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schemeren schemeren: = stralen, schitteren  šímərə (Ketsingen) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4
schenkkan karaf: karaf (Ketsingen) karaf in het algemeen [N 20 (zj)] III-2-1
schijf braadspek braai: broͅ (Ketsingen), spekbraai: spɛ broͅj (Ketsingen) Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
schilmesje, aardappelmesje aardappelmes: jatapəlmɛs (Ketsingen) mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)] III-2-1
schip schip: šip (Ketsingen) schip [RND] III-3-1
schipper schipper: šipər (Ketsingen) schipper [RND] III-3-1
schoen: algemeen schoen: šyn (Ketsingen) schoen [skoewn, schoe, sjoe, schoon, sjoon] [N 24 (1964)] III-1-3
schoenlepel schoentrekker: šyntrekər (Ketsingen) schoenlepel [schoontrekker] [N 24 (1964)] III-1-3