33358 |
veevoerkookketel |
fornuis:
fǝrnē̜ ̞s (Q176a Ketsingen)
|
De ketel waarin het voer voor het vee gekookt en gemengd wordt. In deze ketel wordt ook wel de was gekookt. Soms worden het voer voor de koeien en dat voor de varkens in dezelfde ketel bereid, meestal echter niet; zie het lemma "varkensketel" (2.2.11). De ketel kan apart, los zijn of (moderner) vast (als een ronde bak met een deksel en een aftapkraan) met een vuur verbonden zijn dat er onder brandt. Aan dit laatste doen vooral de benamingen stookketel, stoomketel en machinesketel denken. De inhoud is dan 100 liter of meer, de hoogte van het geheel ongeveer 150 cm en de doorsnede ruim 100 cm. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5 A, 35b; N 4, 57; monogr.]
I-6
|
34155 |
verdrogen |
verzijgen:
vǝrzai̯gǝ (Q176a Ketsingen)
|
Minder melk gaan geven wegens drachtigheid. [N 3A, 72a]
I-11
|
19597 |
vergiet |
zijg:
metaal vat met gaatjes
zai̯x (Q176a Ketsingen)
|
zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21660 |
verhogen |
verhogen:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de [ staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!
vərhøgə (Q176a Ketsingen)
|
verhogen, iets in prijs ~ [opsteken? b.v. de eieren zijn opgestoken?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34171 |
verkeerd liggen |
verdraaid liggen:
verdraaid liggen (Q176a Ketsingen)
|
Verkeerd liggen in de baarmoeder door een slag in de baarmoederhals, gezegd van het kalf. [N 3A, 49]
I-11
|
21685 |
verkwanselen |
vertuisen:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de Ë staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling.
vərtūsə (Q176a Ketsingen)
|
Verkwanselen, op verachtelijke wijze verhandelen [vertuitelen, verkwanselen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21659 |
verlagen |
afzetten:
ps. omgespeld volgens Frings. Boven de ‹ staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!
ōͅfseͅtə (Q176a Ketsingen)
|
verlagen, iets in prijs ~ [afzetten? b.v. de biggen zijn afgezet?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34165 |
verlopen |
herlopen:
(de koe is) hęrlou̯pǝ (Q176a Ketsingen)
|
Na korte tijd van dracht een misgeboorte hebben, gezegd van de koe. [N 3A, 39a]
I-11
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kaməzoͅl (Q176a Ketsingen)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
kamizoolsmaaltje (<fr.):
kaməzoͅlsmøͅlkə (Q176a Ketsingen)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|