id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
20669 | lammetjespap | boekweitsmeelpap: Syst. Veldeke bokesmèelpap (Kinrooi), boekweitspap: Syst. Frings (?) boͅu̯kəspap (Kinrooi) | Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
34586 | lamoen | gestel: gǝstęl (Kinrooi) | Het voorstel in z''n geheel: de twee berries en de verbindingsscheien. De benaming voor het lamoen komt voornamelijk voor in het zuidoosten van Belgisch Limburg en in het zuiden van Nederlands Limburg. [N 17, 50b + 90; N G, 54b + 56h + 64a; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2c; L 32, 63; L 34, 10; A 27, 20; Lu 5, 20] I-13 |
19485 | lampenpit | wiek: wēk (Kinrooi), van wiek weëk (Kinrooi) | lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)] III-2-1 |
18164 | lancet | scherp mesje: sjerp meske (Kinrooi) | Lancet: plat mesje met fijne punt en zeer scherpe snede, in de chirurgie gebruikt (vlim, lancet, scherp mesje). [N 107 (2001)] III-1-2 |
21145 | landauer | landauer: landauer (Kinrooi) | Vierwielig rijtuig voor vier personen met afzonderlijk neerklapbare voor- en achterkap. Tegenwoordig wordt het nog wel eens als bruidswagen gebruikt. De koetsier heeft een aparte bok. [N 101, 13; N G, 51; L 27, 33; monogr.] I-13 |
32822 | landrol | wel: wɛl (Kinrooi) | De vroeger houten, later ijzeren rol om aard-kluiten van geploegd land te breken, de akker vlak te maken, het zaad in de aarde vast te drukken, enz. Zie afb. 81 en 82. [JG 1a + 1b; N 11, 86; N 11A, 183 + 185; N J, 10 add.; N P, 20 add.; A 40, 9; monogr.] I-2 |
17610 | lange neus | gevel: gē:vəl (Kinrooi), lange snuffel: lange snuffel (Kinrooi), lange snuit: láŋ snū:t (Kinrooi) | neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] III-1-1 |
20751 | langwerpig wittebrood | lang wit: Syst. Veldeke lank wit (Kinrooi), lange mik: Syst. Frings (?) laŋə meͅk (Kinrooi) | Langwerpig wittebrood (peel?) [N 16 (1962)] III-2-3 |
34017 | langzamer | stilletjes: stęlǝkǝs (Kinrooi) | Voermansroep om het paard langzamer te doen gaan. [N 8, 95h en 96] I-10 |
19599 | lantaarn | lantaarn: lantēͅr (Kinrooi), lanti̯en (Kinrooi) | lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || lantaarn [ZND B1 (1940sq)] III-2-1 |