24331 |
meikever |
meikever:
meikēͅvər (L369p Kinrooi)
|
meikever [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
20309 |
meisje |
maagdje:
mèchtje (L369p Kinrooi)
|
meisje [ZND 11 (1925)]
III-2-2
|
20366 |
meisje met wie een jongen verkering heeft |
liefste:
leefste (L369p Kinrooi)
|
het meisje met wie men verkering heeft [parmeteit, meid, fem, frul, caprice] [N 115 (2003)]
III-2-2
|
18580 |
meisjeshemd |
maagdjeshemdje:
maegtjeshumke (L369p Kinrooi)
|
Meisjesondergoed, meisjeshemd [N 114 (2002)]
III-1-3
|
18583 |
meisjesondergoed |
maagdjesondergoed:
maegtjesóngergood (L369p Kinrooi)
|
Meisjesondergoed, meisjeshemd [N 114 (2002)]
III-1-3
|
34454 |
mekkeren |
mekkeren:
mękǝrǝ (L369p Kinrooi)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.]
I-12
|
18125 |
melaatsheid |
melaats:
melaats (L369p Kinrooi, ...
L369p Kinrooi)
|
Melaatsheid: lepra, in de huid ontstaan knobbels; de ziekte kan tot afschuwelijke verminkingen leiden (leproosheid, lepra, melaats, lazerij). [N 107 (2001)]
III-1-2
|
33294 |
melganzevoet |
schietsmeel:
šētsmēlj (L369p Kinrooi)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|
34237 |
melk |
melk:
męlǝk (L369p Kinrooi),
mɛ.lǝk (L369p Kinrooi)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|
33882 |
melk van het paard |
melk:
męlǝk (L369p Kinrooi)
|
De biest- of paardsmelk bevat ingrediënten die het veulen tegen verscheidene ziekten weerstand geven en die er bovendien voor zorgen dat het darmpek, de taaie, donkere substantie die zich in de darmen van het pasgeboren veulen bevindt (zie het lemma ''de eerste uitwerpselen van het veulen'' (5.7)), verwijderd wordt.' [N 8, 32.6 en 57]
I-9
|