34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkspēgǝl (L369p Kinrooi)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
melkstoel (L369p Kinrooi)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
maelkteͅn (L369p Kinrooi)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
19930 |
melkzeef |
zij:
zi (L369p Kinrooi),
zi. (L369p Kinrooi)
|
Voorwerp waarmee men melk zeeft. Het is een soort vergiet met als bodem een doek. De melk wordt uit de melkemmer via deze melkzeef in de melkbus gegoten. Hierdoor blijven grove verontreinigingen achter. Zie afbeelding 11. [A 18, 11a; L 48, 35.Ia; Lu 2, 35.Ia; Gwn 8, 6; JG 1d; monogr.]
I-11
|
24212 |
merel |
melder:
mēͅldər (L369p Kinrooi),
zwarte melder:
zwarte mēͅldər (L369p Kinrooi),
zwartə mēͅldər (L369p Kinrooi)
|
merel [ZND 01 (1922)], [ZND B2 (1940sq)] || merel (25,5 overal bekend; man zwart met gele bek; pop zwak-gevlekt bruin; mooie zang; kooivogel; vergelijk met spreeuw [031] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
17563 |
merg |
merg:
merg (L369p Kinrooi),
merəch (L369p Kinrooi)
|
het merg (in de beenderen) [ZND 31 (1939)] || merg [ZND m]
III-1-1
|
33754 |
merrie |
meer:
mē̜.r (L369p Kinrooi)
|
Gebruikt als handels-, werk-, voermans- en als fokpaard. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.]
I-9
|
33758 |
merrieveulen |
merreveulen:
mē̜.rǝvø̄.lǝ (L369p Kinrooi)
|
Het vrouwelijk jong van een paard. [JG 1a, 1b; N 8, 3b]
I-9
|
19756 |
mes |
mes:
meͅs (L369p Kinrooi)
|
mes [ZND 32 (1939)]
III-2-1
|
19533 |
mes voor pannenkoeken |
koekmes:
kōu̯kmeͅs (L369p Kinrooi),
omelettenmes:
ômmelette-mes (L369p Kinrooi)
|
mes waarmee pannekoeken worden omgedraaid in de pan (struifsteker) [N 20 (zj)]
III-2-1
|