e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nauwgezet; nauwgezet persoon punterig: ə is pintərich (Kinrooi), punterige vent: ənə pinteriggə vènt (Kinrooi), secuur werk: səkéúr wèrrək (Kinrooi) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] III-1-4
navel nagelbuik: no.gəlba.uk (Kinrooi) navel [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
neger donkere, een -: dónkele (Kinrooi) neger [N 102 (1998)] III-3-1
nek nak: nak (Kinrooi), nek: neͅk (Kinrooi), nák (Kinrooi), Mv. nek.  nak (Kinrooi) nek [N 10b (1961)] || Nek: achterste deel van de hals [N 106 (2001)] || Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9, III-1-1
nerf van de weide ris: res (Kinrooi) Begroeide bovenlaag van wei- of hooiland; grasmat, graslaag. Zie ook de lemma''s ''nerf van de akker'' en ''groes'', ''met gras begroeide grond'' in de aflevering over de Landerijen. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) ''gras'' het lemma ''gras''. [N 14, 51; N 18, 12 add.; monogr.] I-3
nestkastje nestkastje: nèsskes(t)je (Kinrooi) vogelkastje: Hoe noemt u in uw dialect een kastje voor vogels om in te nestelen dat men aan het huis of een boom hangt? [N 100 (1997)] III-4-1
neus neus: nu:s (Kinrooi) een neus [ZND B1 (1940sq)] III-1-1
neus (spotnamen) gevel: ferme gevel (Kinrooi), gē:vəl (Kinrooi), gēͅvəl (Kinrooi), snotterkokker: snōtərkokər (Kinrooi), snuit: láŋ snū:t (Kinrooi), snū:t (Kinrooi), snūt (Kinrooi), voorgevel: v"rgēͅvəl (Kinrooi) neus, Een dikke ~ (domper, kolf, tromp, domphoren, foepneus, kokkel). [N 106 (2001)] || neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk, koker, kuit, gevel). [N 106 (2001)] || neus: spotbenamingen [snoet, snotkoker, fok, fokker, kokker, domphoren, gevel, foemp] [N 10 (1961)] III-1-1
neusgaten neusgaten: nāsxātər (Kinrooi), neuskotten: nāskōtər (Kinrooi) neus: neusgaten [N 10 (1961)] III-1-1
neusklem ring: rɛŋ (Kinrooi), scheer: šīǝr (Kinrooi) Klem in de neus van een stier. [N 3A, 14d] I-11