30857 |
nijptang |
pitstang:
pętstaŋ (L369p Kinrooi),
trektang:
trɛktaŋ (L369p Kinrooi)
|
In dit lemma zijn de benamingen opgenomen voor tangen van diverse vorm en grootte die vooral dienen om spijkers uit trekken, maar vaak ook gebruikt worden om draadnagels of metaaldraad af te knippen. Zie ook afb. 144. Uit het Leuvens materiaal L B2, 228-229 blijkt, dat het woordtype trektang vooral de benaming is voor een vrij grote tang waarmee spijkers kunnen worden uitgetrokken. [N 33, 180; N 64, 47b; L B2, 228-229; monogr.; div.]
II-11
|
21643 |
nikkelgeld |
nikkelgeld:
ps. omgespeld volgens Frings.
neͅkəlgeͅltʔ (L369p Kinrooi)
|
nikkelen of witmetalen geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20752 |
niknak |
niknak:
Syst. Frings (?)
neͅknak (L369p Kinrooi),
niknakje:
Syst. Veldeke
niknekskes (L369p Kinrooi)
|
Koekjes in de vorm van speelgoedfiguurtjes, voor kinderen (niknak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
34478 |
nog in het ei zittend kipje |
kuikje:
kȳkskǝ (L369p Kinrooi)
|
[N 19, 40a]
I-12
|
30213 |
nok |
vorst:
vēs (L369p Kinrooi)
|
De bovenste liggende balk in het dakgebint waartegen de kepers rusten. De nokgording heeft doorgaans een doorsnede van 9,5 x 9,5 cm. Onder nok of vorst verstaat men ook dikwijls het hoogst gelegen gedeelte van een dak, de dakbedekking inbegrepen. Zie ook het lemma 'ruiter' en afb. 49j en 85. [S 41; N 32, 43d; N 54, 161; L 8, 66a; L 12, 9; L B1, 169; monogr.; div.; Vld.]
II-9
|
19455 |
noodbed, kermisbed |
paljas:
palj‧as (L369p Kinrooi)
|
Bed dat in tijd van nood op de grond wordt opgemaakt (kermisbed, paljas, paljas parterre) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
21651 |
notariskosten |
schrijfgeld:
het sjriefgeldj (L369p Kinrooi),
ps. omgespeld volgens Frings.
šrīfxeͅltʔ (L369p Kinrooi)
|
gelden die bestemd zijn voor de notaris i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen [ongelden, den bamis, onraad, herengeld?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18334 |
nylonkous |
panty (eng.):
Pas recent.
pāēntis (L369p Kinrooi)
|
Vrouwenkousen [kousen, hosen] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
20701 |
oliebol |
smoutbol:
Syst. Frings (?)
smau̯t˂bolə (L369p Kinrooi),
Syst. Veldeke
smaotböl (L369p Kinrooi)
|
Oliebol (nonnevot?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
rozijnenkoek:
Syst. Veldeke
rezienekook (L369p Kinrooi)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|