e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
paal van de weideafrastering weipaal: węi̯pǭl (Kinrooi) De meeste opgaven in dit lemma duiden op een paal uit de draadomheining rond een weide. Deze opgaven zijn ontleend aan de antwoorden op de vraag ø̄Hoe noemt u de paal van de weideafrastering?ø̄ (N 14, 64). Een aantal opgaven is ontleend aan de vraag naar het algemene woord voor ø̄paalø̄ (S 27). De antwoorden op beide vragen zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 64; S 27; Vld.; monogr.] I-8
paapje wijntapper: geldt voor roodborsttapuit (28), paapje (29) en tapuit (30)  wīntapər, wīntɛpərke (Kinrooi), wijntappertje: geldt voor roodborsttapuit (28), paapje (29) en tapuit (30)  wīntapər, wīntɛpərke (Kinrooi) paapje (12,5 zomervogel; alleen op natte grond (weiland en veengrond witte wenkbrauw en staartplekjes; zit meestal op paaltje of draad; verborgen nest in greppel; roep [fiet-krt-krt] [N 09 (1961)] III-4-1
paard paard: pē̜rt (Kinrooi) [JG 1a, 1b; A 3, 4; A 11, 4; L 4, 4; L 5, 27c; L 22, 21; L 23, 1b; Gwn 5, 9a; R -s-; S 27; S 49; RND 60, 74; Wi 6, 17; monogr.; add. uit N 18] I-9
paard dat met rukken trekt roffer: rǫu̯fǝr (Kinrooi) [N 8, 62r] I-9
paardedeken bâche: baš (Kinrooi) Deken die op het paard wordt gelegd als het regent of als het dier zweet. [N 13, 93; monogr.] I-10
paardedeken onder het zadel onderzadel: o.nǝrzāl (Kinrooi) Deken die onder het zadel wordt gelegd om de rug van het paard te beschermen. Uit een aantal opgaven blijkt dat daarvoor ook andere materialen zoals kussens, vilt of (plastic) zakken gebruikt worden. Vergelijk ook lemma Onderzadel. [JG 1a, 1b] I-10
paardestal paardsstal: pē̜ ̞r(t)s[stal] (Kinrooi) De stal of ruimte waar het paard of de paarden staan. Het woordtype voerderij voor voergang in de paardestal kan wel uitbreidend gebezigd worden voor de paardestal in zijn geheel. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). (Paardsstal)-varianten waarvan het (stal)-gedeelte een kleurloze vocaal vertoont, zijn voluit en fonetisch genoteerd, omdat deze tweede component als simplex niet voorkomt met een kleurloze vocaal. Zie de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5, 105e; A 10, 9c; L 38, 26; Wi 18; S 50; monogr.; add. uit N 5A, 59 en 73a] I-6
paardetuig getuig: gǝtȳx (Kinrooi), paardsgetuig: pē̜rs˲gǝtȳ.x (Kinrooi) De naam voor het paardetuig in het algemeen. [JG 1a, 1b; N 13, 80; monogr.] I-10
pacht? pacht: pacht betale (Kinrooi), ps. omgespeld volgens Frings.  paxt (Kinrooi) pacht, het bedrag dat men jaarlijks betaalt, b.v. voor een bank in de kerk [de paacht?] [N 21 (1963)] III-3-1
pachten pachten: pachte (Kinrooi), ps. omgespeld volgens Frings.  peͅxtə (Kinrooi) pachten [werkwoord] [paachte?] [N 21 (1963)] III-3-1