24362 |
pad |
pad:
peͅt (L369p Kinrooi)
|
pad [ZND B2 (1940sq)]
III-4-2
|
33037 |
pad aanmaaien |
(zwad, enz.) aanmaaien:
(zwad, enz.) aanmaaien (L369p Kinrooi)
|
Zie het voorgaande lemma; hier de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. [monogr.; add. uit N 15, 25b]
I-4
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
paddestoel:
padəštô.l (L369p Kinrooi)
|
paddestoel [RND]
III-4-3
|
17550 |
pafferig dik, opgeblazen van lijf |
opgestijfd:
opxəstīft (L369p Kinrooi)
|
opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18240 |
paillette |
paillette (fr.):
pajètte (L369p Kinrooi),
pajɛtjəs (L369p Kinrooi)
|
Pailletten. Een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 114 (2002)]
III-1-3
|
24489 |
palmboompje |
palm:
palm (L369p Kinrooi)
|
palmboompje (buxus) [ZND m]
III-4-3
|
32736 |
pand, bed |
bed:
bęt (L369p Kinrooi),
de volgende opgaven zijn meervoud
będǝ(n) (L369p Kinrooi),
rug:
rø̜k (L369p Kinrooi
[(mv rø̜qǝ - drie tot vier m)]
)
|
Een pand of bed is een deel van een (meest erg lange) akker of een smal stuk land tussen twee evenwijdige greppels. Vergelijk het lemma In Panden Ploegen. Panden zijn doorgaans kleiner van oppervlakte dan gewone percelen op drogere grond. Men onderscheidt soms brede en smalle akkerdelen. Waar de brede stukken panden heten, worden de smalle stukken bedden genoemd. Het omgekeerde is ook mogelijk. Met perken bedoelt men de brede stukken. Hieronder is van deze afzonderlijk te ploegen akkerdelen - voor zover mogelijk - de breedte in voren of meters vermeld. Omdat een akker meerdere panden of bedden omvat, zijn ook de verstrekte meervoudsvormen opgenomen. [N 11, 53a + b; N 11A, 122 add.; N 11A, 130 a + c; JG 1a + 1b + 1c + 2c; A 44, 21e]
I-1
|
19434 |
pannen schuren |
schuren:
šō.rə (L369p Kinrooi)
|
Vlekvrij maken van b.v. pannen door te schuren b.v. met zand (schuren, schrobben) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20700 |
pannenkoek |
koek:
Syst. Frings (?)
kōu̯k (L369p Kinrooi),
pannenkoek:
Syst. Veldeke
pannekook (L369p Kinrooi)
|
Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20699 |
pannenkoekenbeslag |
koekendeeg:
Syst. Frings (?)
kōu̯kədeͅi̯x (L369p Kinrooi),
Syst. Veldeke
kokedeig (L369p Kinrooi)
|
Beslag voor het bakken van pannekoeken (timper?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|