33342 |
schaapherder |
scheper:
šīǝpǝr (L369p Kinrooi, ...
L369p Kinrooi)
|
[A 48, 18a; L 1, a-m; L 26, 32a; S 13; Wi 2; monogr.]Herder die de schapen hoedt, al of niet in dienst van een baas. Het lemma ''schaapherder'' is reeds behandeld in wld I.6 (1.3.16). Onderstaande gegevens zijn een aanvulling daarop. [N 78, 1; JG 1a, 1b; N 19, L 292 add.; monogr.]
I-12, I-6
|
34427 |
schaapsschaar |
schaap(s)scheer:
šǭpsšīǝr (L369p Kinrooi)
|
Bepaalde schaar waarmee men schapen scheert. [N 18, 119; monogr.]
I-12
|
28873 |
schaar |
scheer:
šīǝr (L369p Kinrooi)
|
Schaar, gereedschap van kleermaker en naaister. Een goede schaar is gemaakt van staal en ijzer. Het snijvlak van de schaar moet van staal vervaardigd zijn. Het bovenoog, waarin de duim rust, is kleiner en ronder dan het onderoog waarin de vingers rusten (Papenhuyzen III, pag. 9). In dit lemma zijn de vragen ø̄Hoe noemt u de schaar in het algemeen?ø̄ (N 59, 16a), ø̄Hoe noemt u de grote schaar?ø̄ (N 59, 16b), en ø̄Hoe noemt u de kleine schaar?ø̄ (N 59, 16c) samengevoegd. Binnen dit lemma zijn de antwoorden onderverdeeld in drie groepen die beantwoorden aan de driedelige vraagstelling. Zie afb. 8. [N 59, 16a; N 59, 16b; N 59, 16c; N 62, 54; L 45, 14; L A2, 317; Gi 1.IV, 22; MW; S 30; monogr.]
II-7
|
19473 |
schaarde |
kauw:
k‧oͅu̯ (L369p Kinrooi)
|
Kerf of breuk in het scherp van een mes (schaard, schaar, schaal) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
22314 |
schaats |
schaats:
eine sjaats (L369p Kinrooi)
|
een schaats [schaverdijn, schofferdijn, schrikschoen] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
24432 |
schaatsenrijder |
waterspin:
waterspin (L369p Kinrooi)
|
schaatsertje: Hoe noemt u het insect dat met schokkende bewegingen over het water lijkt te schaatsen? Het lijf van het insect staat op lange poten op het water. [N100 (1997)]
III-4-2
|
22866 |
schaatsijzer |
schaatsijzer:
sjaatsiezer (L369p Kinrooi)
|
stalen onderdeel van een schaats [ijzer, mes, snee] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
25043 |
schaduw, lommer |
scheem:
sjéém (L369p Kinrooi)
|
schaduw (lommer) [RND]
III-4-4
|
21483 |
schafttijd |
schofttijd:
šuftî.t (L369p Kinrooi)
|
schafttijd [RND]
III-3-1
|
34435 |
schapenboer |
schaapsboer:
šōbzbō.r (L369p Kinrooi)
|
Landbouwer wiens voornaamste bedrijfstak de schapenkweek is. [JG 1a, 1b]
I-12
|