e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slangetje flensje: Syst. Veldeke  flenskes (Kinrooi) Slag- of s-vormige gebakjes (slengskes, esse?) [N 16 (1962)] III-2-3
slank mager: mā:gəR (Kinrooi), smal: smā:lə (Kinrooi) Slank, tenger: rank, smal gebouwd (slank, raal, reel, rank, riede). [N 106 (2001)] III-1-1
slappe koffie merenzeik: Syst. Frings (?)  mɛ̄rəzeͅi̯k (Kinrooi), Syst. Veldeke  mèerezeik (Kinrooi), slappe kadee: Syst. Veldeke  slappe kadee (Kinrooi), zauwel: Syst. Frings (?)  zau̯əl (Kinrooi), Syst. Veldeke  zauwel (Kinrooi) Slappe koffie (lierie, loerie, zwadder, zwoelie, poelie, poelespaat, poelieprats, laarie, paalie, pèùjt, merriezèèjk?) [N 16 (1962)] III-2-3
slecht gesneden hengst binnenpiet: bęnǝpit (Kinrooi), piet: pit (Kinrooi) Bij de piet is slechts één teelbal uitgesneden; men kan daarom spreken van een halfgelubde hengst. Bij de klophengst zijn één of beide zaadballen niet uit de buikholte ingedaald; hij mag niet voor de kweek gebruikt worden, omdat dit erfelijk is, en wordt door het verbrijzelen der teelballen met een houten hamer ongeschikt gemaakt tot de voortteling. Wie veel fokmerries bezit, gebruikt wel eens een klophengst om uit te proberen of de merries hengstig zijn en alzo de kostbare dekhengsten te sparen. [JG 1a, 1b; N 8, 20, 61a en 61b; monogr.] I-9
slecht groeien achterblijven: achterblieve (Kinrooi), slecht wassen: slecht wasse (Kinrooi) Slecht groeien, gezegd van een kind (slecht groeien/wassen, achterblijven, dao zit de krot in, kooieren). [N 107 (2001)] III-1-1
slecht paard schinde: šęŋ (Kinrooi) Er is weinig betekenisverschil met het vorige lemma. In vraag 62j werd het woord schend(meer) gesuggereerd. Dit is dan ook dominant, terwijl de overige antwoorden meestal ook in een ander lemma ondergebracht kunnen worden. [N 8, 62j] I-9
slechte speler jan-mijn-kloten: jan mien kloeëte (Kinrooi), voddenvent: voddevent (Kinrooi) een slechte speler [kruk] [N 112 (2006)] III-3-2
slee ijsstoel: einen iestool (Kinrooi) Een slede (waarmee de kinderen op het ijs rijden). [ZND 31 (1939)] III-3-2
sleepcultivator, veertandeg extirpator: [extirpator] (Kinrooi) Bedoeld wordt het cultivatortype van afb. 79. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zij verwezen naar het vorige lemma. In het lemma ''eg'' vindt men ''eg'' en ''eg'' geduid. [JG 1a + 1b; N 11, 78b; N 11A, 150b; N J, 10] I-2
sleephout tuier: tȳǝr (Kinrooi) Hout waaraan het tuiertouw of de tuierketting is bevestigd. Door dit slepend stuk hout voorkomt men dat koe of geit verstrikt raken in het touw of de ketting of dat zij bij de tuierpaal komen. [N 3A, 14h; N 14, 73b; JG 1c, 2c; monogr.] I-11