32211 |
spaakkuil |
spekengat:
spęjkǝgāt (L369p Kinrooi)
|
Kuil of put in de werkplaats van de wagenmaker van ongeveer 2 meter lang, 1 meter diep en 20 cm breed, die wordt gebruikt om spaken in de naaf te slaan. Aan de bovenzijde is de spaakkuil afgedekt met drie balken. De middelste daarvan wordt weggenomen als de spaakkuil wordt gebruikt. De naaf wordt draaibaar op de rand van de spaakkuil vastgezet met behulp van wiggen. Zie ook afb. 186. [N G, 8a]
II-12
|
32750 |
spade, spitschop |
schup:
šø̜p (L369p Kinrooi)
|
Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.]
I-1
|
32209 |
spaken snijden |
speken snijden:
spęjkǝ snijǝ (L369p Kinrooi)
|
Met behulp van het snijmes de spaken in model snijden. In modernere wagenmakerijen werden deze werkzaamheden met behulp van een speciale houtbewerkingsmachine uitgevoerd. [N G, 11b]
II-12
|
32218 |
spakentrekker |
spekenpraam:
spęjkǝprām (L369p Kinrooi),
trekhaak:
trękhǭk (L369p Kinrooi)
|
Houten werktuig, bestaande uit twee houten stokken die aan de bovenzijde verbonden zijn met een touw of ketting. Met behulp van de spakentrekker worden er van de in de naaf gedreven en reeds gerichte spaken steeds twee omvat en bijeengetrokken, zodat de velgspaakpennen precies in de spaakgaten van een velgsegment passen. Het velgsegment kan er dan met behulp van een hamer op worden geslagen. Zie ook afb. 190. In Oirsbeek (Q 33) werden de spaken met behulp van een ketting (kɛtǝ) bij elkaar getrokken.' [N G, 10a-b]
II-12
|
33743 |
spanstokje |
spanstek:
spanstęk (L369p Kinrooi)
|
Stok of paaltje in de afrasteringsdraad waarmee men die draad spant. [N 14, 65]
I-8
|
17963 |
spartelen |
spartelen:
spartele (L369p Kinrooi, ...
L369p Kinrooi)
|
Spartelen: met de armen en benen heen en weer slaan (spartelen, spattelen) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33904 |
spat |
koehesen:
kuhīǝsǝ (L369p Kinrooi),
spat:
spat (L369p Kinrooi)
|
Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j]
I-9
|
20770 |
speculaas |
speculatiemannetje:
Syst. Veldeke Spekulaas
speklasiejmenneke (L369p Kinrooi)
|
Welke benamingen kent u voor koekjes (kaffekoekje, sterreke, waterpletske, peekverjenneke, knapkoek?) Wat zijn de verschillen tussen deze? [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17782 |
speeksel |
speeksel:
speiksəl (L369p Kinrooi)
|
speeksel [ZND B1 (1940sq)]
III-1-1
|
17694 |
speeksel uitspuwen |
fluimen:
flaimə (L369p Kinrooi),
spijen:
spaijə (L369p Kinrooi),
spijə (L369p Kinrooi),
tuffen:
tyfə (L369p Kinrooi)
|
(speeksel uit)spuwen [RND] || spuwen (speeksel uit de mond verwijderen) [ZND B1 (1940sq)] || spuwen: speeksel uitspuwen [spiertse, spaowe, tuffe, spuige, speken] [N 10 (1961)]
III-1-1
|