e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speelman, klapspaan klepspaan: klepspaan (Kinrooi) Aan het staakijzer bevestigde houten of ijzeren lat of van armen voorziene ijzeren kop waarmee het schoen in schuddende beweging wordt gehouden. In P 55 had de as vier vlakke kanten. In P 58 en Q 83 waren er respectievelijk vier tappen (tapǝ) en vier tanden (tān) of knotsen (knotsǝ) aan de kop bevestigd (Vanderspickken, pag. 112). De wippelaar uit Q 9 bestond uit hout met leer ertegen. [N O, 14n; A 42A, 18; N D, 32; Vds 150; Jan 157; Coe 138; Grof 159] II-3
speen lots: lötsj (Kinrooi), tut: verklw. tutje  tut (Kinrooi), tutter: tutter (Kinrooi) speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 115 (2003)] III-2-2
speen van de koe deem: di̯ɛm (Kinrooi), di̯ɛ̄m (Kinrooi), dēm (Kinrooi), dīǝm (Kinrooi) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Kinrooi, ... ) spek [Goossens 1b (1960)] III-2-3
spekpannenkoek spekkoek: Syst. Frings (?)  spɛkkōu̯k (Kinrooi), Syst. Veldeke  spekkook (Kinrooi) Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
spekpot herstenpot: spekpot  estepot (Kinrooi) pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
spelletje partijtje: partieke (Kinrooi), potje: pötje (Kinrooi), spelletje: spelleke (Kinrooi) het spelen van een spel door twee of meer personen [partijtje, potje, spelletje] [N 112 (2006)] III-3-2
spenen spenen: spīǝnǝ (Kinrooi) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
sperma kwak: kwak (Kinrooi), wiks: wiks (Kinrooi), zaad: zaod (Kinrooi), zó:t (Kinrooi) Sperma: het mannelijke zaad (zaad, natuur, sperma, wieks) [N 106 (2001)] III-1-1
sperwer stootkop: geldt voor alle roofvogels  stūətkop (Kinrooi) sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)] III-4-1