e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kinrooi

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
suikertante suikertant: sókkertant (Kinrooi) Een ongetrouwde tante, waar bijgevolg van geërfd zou kunnen worden (suikertante, suikeren tante) [N 115 (2003)] III-2-2
suizen van de oren tuiten: tūtə (Kinrooi) suizen van de oren [toewte, fluite] [N 10 (1961)] III-1-1
sukkelen aan de sukkel zijn: aan de sukkel (Kinrooi, ... ), sukkelen: sugele (Kinrooi) Sukkelen: aanhoudend ziek of niet gezond zijn, ziekelijk zijn (sukkelen, krenkelen, kwakkelen, op de sukkelbaan zijn). [N 107 (2001)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)] III-1-2
syfilis druiper: druiper (Kinrooi), rotte, een -: eine rotte (Kinrooi) Syfilis: besmettelijke geslachtsziekte die gewoonlijk begint met een zweer op de geslachtsorganen; uiteindelijk kan elk orgaan aangetast worden (druiper, luizenziekte, syfilis). [N 107 (2001)] III-1-2
taai stuk vlees taai: teͅi̯ vleͅi̯s (Kinrooi) taai vlees [ZND B2 (1940sq)] III-2-3
taaie pannenkoek pannenkoek: Syst. Veldeke  pannekook (Kinrooi) Taaie pannekoek, zonder gist gebakken (leere ties, leere maria?) [N 16 (1962)] III-2-3
taaien bevrakkelen: bevragkele (Kinrooi) ijs stuk maken door er steeds overheen te lopen [taaien] [N 112 (2006)] III-3-2
taart gteau (fr.): Syst. Frings (?)  gatō (Kinrooi), Syst. Veldeke  gattoo (Kinrooi), koek: Syst. Veldeke  kook (Kinrooi) Taart (toert, gattoo?) [N 16 (1962)] III-2-3
taats van de kleine spil pivot: pivot (fr.) (Kinrooi) Het onderste pinvormige gedeelte van de kleine spil dat bij vast werk in de taatspot draait. Zie ook afb. 62 en de toelichting bij het lemma ɛtaats van het staakijzerɛ.' [N O, 16d; A 42A, 24] II-3
taatspot van de kleine spil taatspot: taatspot (Kinrooi) De ijzeren pot op de pasbalk die in windmolens als lager van de kleine spil dient. [N O, 16g; A 42A, 25; N D, 21] II-3