24255 |
tochtig |
rits:
rets (L369p Kinrooi),
ręts (L369p Kinrooi, ...
L369p Kinrooi),
tochtig:
tøxtǝx (L369p Kinrooi),
tø̜xtex (L369p Kinrooi)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
33652 |
toegang tot akker |
vaargat:
vārgāt (L369p Kinrooi),
vekensgat:
vēkǝs˲gāt (L369p Kinrooi)
|
[N 11, 8]
I-8
|
19663 |
toilet |
huisje:
hyskə (L369p Kinrooi)
|
wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
17859 |
tollen |
cirkelen:
sirkele (L369p Kinrooi),
ronddraaien:
ronddreje (L369p Kinrooi),
rondjdreie (L369p Kinrooi)
|
Tollen: draaien als een tol (trijzelen, tollen, kokkerellen, (rond)draaien) [N 108 (2001)]
III-1-2
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
təmatə (L369p Kinrooi)
|
tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19583 |
tondel |
zwam:
zwam (L369p Kinrooi)
|
ontvlambaar materiaal in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19542 |
tondeldoos |
tondelpot:
tou̯njəlpot (L369p Kinrooi)
|
tondeldoos, koperen huls gevuld met licht ontvlambaar materiaal (tintelton, tinteldoos) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
22658 |
toneelspel |
toneel:
tonieël (L369p Kinrooi)
|
een voorstelling door een toneelgroep [spel] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17727 |
tonen |
laten kijken:
laote kieke (L369p Kinrooi),
loate kieken (L369p Kinrooi)
|
Tonen, laten zien (laten zien, tonen, togen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
17620 |
tong |
tong:
touŋ (L369p Kinrooi),
zien tong is belaje (L369p Kinrooi)
|
tong [N 10b (1961)] || Zijn tong is aangeladen [ZND 32 (1939)]
III-1-1
|